BuG 38- Bericht uit het Gewisse 6/11/06  Printversie  

Metaalsector zuigt  Betaald Educatief Verlof (al jaren)  leeg
Werkenden die een diploma willen behalen nogmaals de dupe

Achtergrondartikel en begeleidende tabellen:

- Aantal werknemers per paritair comitée algemeen en in het BEV 
% werknemers per paritair comitée algemeen en in het BEV met verhoudingsfactor
- Gemiddeld % werknemers in BEV per sector en verhoudingsfactor tav het gemiddelde

Met een voortdurend dalend werknemersaantal is de metaalsector (PC 111) de grootgebruiker van het Betaald Educatief Verlof (BEV). De saneringsoperatie van 1995 door CVP minister Smet, waarbij het BEV van 240 tot 120 uren werd teruggeschroefd (180 uren voor lessen in de werktijd), heeft de positie van de Metaalsector nog versterkt. Ook de septembermaatregelen 2006 van Minister Vanvelthoven raken eens te meer de 'hard werkenden' die gedurende hun werktijd een kwalificatie willen behalen. Zij zien hun BEV verder afbrokkelen en krijgen daarbovenop minder vervangend loon voor de uren afwezigheid op het werk (1.900€ bruto per maand ipv 2.100€ voordien). In twee opeenvolgende besparingsoperaties in 1995 en 2006 wordt hun BEV tot bijna 1/3 teruggebracht (Van 240 uren tot gemiddeld 100 uur). De werkgevers, vooral dan van de metaalsectoren met 37% en de secundaire sector in het algemeen met 71% van het BEV incasseren verder het geld van het BEV zonder het aan te wenden voor de vervanging van werknemers op vorming.
 
De Europese richtlijn van 2,4% van de vormingskost is hiermee verder weg dan ooit: 1,15% in 2005 volgens de laatste gegevens van de Nationale bank. Als de werkgevers het geld van het BEV ontvangen en geen vervangende tewerkstelling realiseren kunnen ze het niet als uitgaven boeken en verschijnt het ook niet in de rekening van de sociale balans. Elke maatregel m.b.t. het Betaald Educatief Verlof  die de vervangingsplicht niet oplegt en daarbij het budget verder beperkt, zal het overgebruik voor 'bedrijfsbehoeften' en de oneigenlijke aanwending van BEV-gelden verder institutionaliseren en België verder af brengen van de vormingsnorm.


In drie BuG's wordt het Betaald Educatief Verlof (BEV in de tekst) opengelegd en gedissecteerd:

- De metalen parasiet, een sterk staaltje van omgekeerde solidariteit - BuG 38
- Het betaald educatief verlof binnenste buiten: Aantal werknemers, uren en bedragen per paritair comité en per opleiding tussen 1996 en 2004 in 75 tabellen en 75 grafieken
- Het budgettaire kansspel: exuberante prognose tot 07/08: verdubbeling op 5 jaar in plaats van op 10 jaar


Verder wordt in een aparte BuG aandacht besteed aan de laatste cijfers van de Nationale Bank 2005 over de Europese vormingsnorm: % van de loonkost en % ondernemingen met vorming per gewest. In het Vlaams gewest bv. werd in 2005 maar 0,88% van de loonkost aan vorming besteed, tweemaal lager dan de Europese norm voor 2004 en driemaal lager dan die voor 2007.

De metalen parasiet: omgekeerde solidariteit

Waar in België het solidariteitsprincipe betekent dat sterkere sectoren toelaten dat minder sterkere bijbenen, is dat bij het Betaald Educatief Verlof (BEV) net omgekeerd. Een sterke sector als de metaal haalt 8,5 keer méér uit het BEV dan het er in bijdraagt en dit voor een alsmaar kleiner wordend werknemersaantal. Met 3,5% van alle loontrekkende werknemers in België in 2004 haalt de Metaal (pc 111) 29,8% van het BEV binnen. In 1996 was dit nog 35,6% maar hun gebruikers van het BEV groeide nog van 13.032 in 1996 tot 20.659 in 2004 op een totaal van 69.338 werknemers met BEV.. 
   

% van elke sector op totaal werknemers en op werknemers met BEV in 2004

Paritaire comités

% paritair comité op totaal :

Aantal x

 

werknemers

BEV -werknemers

bijdrage (1)

Bewakingsdiensten (317)

0,4%

4,9%

11,4

Metaal (111)

3,5%

29,8%

8,5

Andere metaal (104,105, 149, 209, 210, 224)

1,6%

6,6%

4,2

Beschutte werkplaats (327)

1,0%

2,0%

2,0

Voeding (118, 119)

3,6%

6,8%

1,9

Scheikunde, Petroleum (116,117)

3,6%

5,5%

1,5

Andere secundair

10,8%

15,8%

1,5

Gezins- en bejaardenhulp (318)

1,3%

1,4%

1,1

Gezondheidsdiensten (305)

9,4%

9,8%

1,0

Opvoeding + huisvesting Fr. gem (319.02)

1,5%

1,4%

1,0

Bouw (124)

7,2%

6,4%

0,9

Opvoeding + huisvesting Vl. gem (319.01)

0,9%

0,7%

0,8

Verzekeringen, banken (306-310)

4,9%

2,0%

0,4

Socio-cultureel (329)

2,5%

0,6%

0,2

Vervoer (139, 140, 315, 328)

10,1%

1,7%

0,2

Andere tertiair

20,1%

3,0%

0,1

Handel, distributie (201,202,211, 311,312)

17,6%

1,6%

0,1

Totaal

100,0%

100,0%

 

(1) 1 = in verhouding tot de bijdrage die berekend worden per werknemer, tewerkgesteld in de sector, hoger dan 1 is aantal x meer dan de bijdrage, - 1 is de factor van minder deelname dan de bijdrage.

    
De metaalsector is de voorpost van de secundaire sector die in totaal 71% van het BEV claimt, tegenover 13,2% voor de tertiaire sector die nochtans meer dan de helft van de loontrekkende werknemers tewerkstelt. Zij brengen de helft van de werkgeversbijdragen aan maar krijgen er slechts 13% van terug. De distributie en horeca (andere tertiair) zijn extreem ondervertegenwoordigd in het BEV, hun bijdrage is het tienvoudige van hun gebruik. De banken en verzekeringen pikken een klein graantje mee, alhoewel hun gebruik de helft is van hun bijdrage.
  

% op werknemers en

% Par. Comité op totaal

Aantal x

BEV  2003/2004

werknemers

BEV

bijdrage

Secundair

30,3%

71,0%

2,3

Tertiair

53,1%

13,2%

0,2

Non-Profit

15,6%

13,9%

0,9

Beschutte Werkplaats

1,0%

2,0%

2,0

  
De Non-Profit sectoren zijn gemiddelde gebruikers, die evenveel participeren als bijdragen. De positie van de Non-Profit is nog relatief goed gezien haar hoge vrouwelijke en deeltijdse tewerkstelling, 2 factoren die niet erg compatibel zijn met BEV.
De secundaire sector staat ondermeer een stapje voor in het BEV omdat er veel arbeiders, mannen en voltijdsen tewerkgesteld zijn. 

Het recht op vorming verdwijnt onder druk van de 'bedrijfsbehoeften'

Het recht op vorming van de arbeiderssectoren wordt niet in vraag gesteld, wel de vaststelling dat het BEV in feite vooral aangewend wordt om 'bedrijfsbehoeften' te voldoen eerder dan de kwalificatie, permanente vorming en levenslang leren van de werknemers mogelijk te maken. De ongelijke verdeling van het BEV tussen de sectoren is momenteel daarbij de splijtzwam die voor de tweede maal tot een saneringsoperatie leidt op de kap van de werknemer die vooruit wil door kwalificatie.

Gemiddeld zijn 2,6% van de loontrekkende werknemers gebruiker van het Betaald Educatief Verlof 

Wie het Betaald Educatief Verlof wil raken om te besparen schiet op een mug. Nog geen 3 op 100 werknemers doet er beroep op.
In de Metaal evenwel zijn 22,4% van de 92.381 metallo's  gebruikers van het BEV in 2004. In 1996 telde de Metaal nog 101.900 werknemers en toen waren er 'maar' 10,2% gebruiker van het BEV tegenover toen gemiddeld 1,6%. In 1996 was de verhoudingsfactor voor de metaal dus nog 6,4 x meer incasseren dan bijdragen. In 2006 is die factor verhoogt tot 8,5%

Een kleine groeiende sector als de bewakingsdiensten toont aan, als enige in de tertiaire sector, dat het BEV een onderdeel kan zijn van een actieve vormingspolitiek, of is het ook hier in hoofdzaak 'bedrijfsbehoeften' die op het BEV afgewenteld worden. Van de 11.366 bewakingswerknemers in 2004 was 30% gegadigd op BEV. Hiermee waren zij goed voor 5% van alle gerechtigden op BEV. Niemand doet beter. 
 

% werknemers met Betaald Educatief Verlof per sector en evolutie 1996-2004

 

% van  werknemers

Evolutie

Setoren (partitair comitee tussen haakjes)

met BEV per PC

factor

 

1996

2004

tav 1996

Bewakingsdiensten (317)

11,9%

29,8%

2,5

Metaal (111)

10,2%

22,4%

2,2

Andere metaal (104,105, 149, 209, 210, 224)

6,1%

11,1%

1,8

Beschutte werkplaats (327)

2,7%

5,2%

1,9

Voeding (118, 119)

2,6%

5,0%

2,0

Scheikunde, Petroleum (116,117)

2,2%

4,0%

1,8

Gezins- en bejaardenhulp (318)

2,6%

2,8%

1,1

Gezondheidsdiensten (305)

3,0%

2,7%

0,9

Gemiddeld

1,6%

2,6%

1,6

Opvoeding + huisvesting Fr. gem (319.02)

2,3%

2,5%

1,1

Bouw (124)

1,4%

2,3%

1,6

Andere secundair

1,9%

2,3%

1,2

Opvoeding + huisvesting Vl. gem (319.01)

3,3%

2,1%

0,6

Verzekeringen, banken (306-310)

0,7%

1,1%

1,6

Socio-cultureel (329)

0,3%

0,6%

2,0

Vervoer (139, 140, 315, 328)

0,4%

0,4%

1,1

Andere tertiair

0,1%

0,4%

3,8

Handel, distributie (201,202,211, 311,312)

0,1%

0,2%

4,3

   
Metaal verdubbelde het aantal werknemers met BEV sinds 1996, Non-Profit ging achteruit.

Sinds de sanering van het BEV in 1995 heeft de Metaal het % werknemers in BEV meer dan verdubbeld: van 10,2% van de metallo's met BEV in 1996 tot 22,4% in 2004. De Non-Profitsector met een aanzienlijke groei van het aantal werknemers en alle vormingsbehoeften die daaruit voortsproten ziet het relatieve aandeel van werknemers met BEV dalen van 3,0% in 1996 in de gezondheidsdiensten tot  2,7% in 2004. De grote gehandicaptensector in Vlaanderen zakt terug van 3,3% van haar werknemers met BEV naar 2,1% in 2004, bijna een halvering. Niet toevallig zijn het sectoren met een hoge vrouwelijke tewerkstelling en een hoog aandeel deeltijdse tewerkstelling. 

Na de drastische inperking van het aantal uren BEV in 1995 heeft de metaal dus haar 'gebruiksrendement' van het BEV flink verhoogd. En na 2006 zal dit, gezien de aard van de maatregelen van Vanvelthoven, niet anders zijn. De metaal (en andere sectoren) weten perfect binnen de lijntjes van de beperktere uren te lopen en gezien er minimaal of niet in vervangingstewerkstelling geïnvesteerd wordt  mist elke 'besparing' haar doel, of worden de goedbedeelde sectoren nog sterker. En in welke mate wordt het vervangingsbudget nu al niet aangewend om de werknemers in vorming gewoon hun volle wedde te betalen zodat deze sectoren niets gaan voelen van de vermindering van het terugbetaalbaar brutoloon. 


De betaling van BEV aan de werkgever heeft nochtans maar één doel: vervangende tewerkstelling

De overheid (en werkgevers) financieren het BEV maar met mondjesmaat of met de voet op de rem omdat er in feite geen verplichting is om vervangende tewerkstelling te realiseren. In principe betaalt de werkgever de werknemer volgens het begrensde bedrag  gedurende de vorming (2.100 € maximum tot nu toe, vanaf de maatregelen Vanvelthoven 1.900 max.). De werkgever krijgt van het BEV dat begrensde loon terugbetaald, later weliswaar maar hij ontvangt elk jaar geld van vorige jaren) en hij wint het verschil met de normale wedde van de werknemer uit. Met beide samen kan een nieuwe werknemer in de productie of dienstverlening ingeschakeld worden zodat die op peil blijft en de andere werknemers niet de last van de 'werknemer op vorming' moeten dragen. In feite is het BEV een tewerkstellingsproject dat toelaat nieuwe werknemers in te schakelen om de oude werknemers op vorming voor de (begrensde) duur van hun vorming te vervangen.

Maar zolang er geen verplichting bestaat om die vervangende tewerkstelling b.v. op jaarbasis te realiseren en het inkomende budget om te zetten in tewerkstelling zal het BEV-systeem voortdurend onder druk komen, voor de overheid en werkgevers is zo een verliesoperatie. Daar bij komt dat sectoren die nu een ondergebruik maken van het BEV met lede ogen toezien hoe het BEV als snoepjes aan een beperkt aantal werkgevers, de metaal en andere secundaire sectoren, wordt toebedeeld  ZONDER tewerkstellingscreatie. Verplichting van vervangingstewerkstelling met controle en attestering door de syndicale vertegenwoordiging van het jaarlijks binnenkomende en aan bijkomende tewerkstelling bestede BEV bedrag kan bij hervorming het systeem sluitend maken. 

Een voorbeeld van hoe het in de gehandicaptensector Vlaanderen wél correct gebeurt.

In de Vlaamse gehandicaptenzorg is de subsidiërende overheid formeel: het budget dat door de dienst BEV uitbetaalt aan de werkgever wordt afgetrokken van de betoelaging (waarin de wedde van werknemer op vorming is begrepen) behalve als aangetoond wordt dat er bijkomende tewerkstelling gerealiseerd is boven de voorziene betoelaagbare norm. Bij ziekenhuizen en bejaardenhomes is dit niet het geval: hier loopt de betoelaging voor werknemers in BEV door en wordt het BEV daar bovenop uitbetaald, zonder het bewijs te leveren dat er bijkomend personeel, boven norm, is aangenomen. Het BEV wordt hier een vrij te besteden budget waarvan allicht in een aantal gevallen de volledige wedde van werknemers op vorming wordt betaald. Ook hier zou samen met commerciële sectoren, strikt moeten toegezien worden of het uitbetaalde budget BEV in tewerkstelling wordt omgezet.

Bij zulk een verplichting is er ook geen enkel bezwaar meer om het BEV te herstellen tot 240 uren  en zelfs meer, zoals nu het geval is bij het project 600 om verpleegkunde te studeren. Ook hier is de verplichting van vervangende tewerkstelling die strikt moet nagekomen worden de sleutel. De huidige regeling voor verpleegkundigen A2 om langs een brugopleiding A1 te worden wordt door de afbraak van Vanvelthoven gediscrediteerd: het Sociaal Fonds voor de Privé-ziekenhuizen verdubbelde tot nu toe het huidige BEV van 180 naar 360 uren voor brugstudenten. Gaat dit Fonds de verminderde financiering compenseren uit het eigen, reeds magere, budget.

Betaald Educatief Verlof: essentieel in de strijd tegen extreem rechts, volgens MOC (ACW)

Het verhaal van BEV is er dus een van omgekeerde solidariteit, boycot van kwalificerende vormingen, ontmoediging van wie zware inspanning levert en de eliminatie van de 'algemene culturele verheffing' van de werkende bevolking door leren en studeren, of zoals Christian Piret (MOC) en Emile Creutz (UCL) het in 1996 al stelden in hun waardevolle en profetische analyse over het BEV: "Het recht op betaald educatief verlof kan een antwoord zijn op het gebrek aan maatschappelijke, culturele en politieke betrokkenheid van mensen. Dit gebrek aan betrokkenheid blijkt wel het meest uit de opkomst van extreemrechts en de apolitieke houding die men alom om zich heen ziet." In dit artikel wordt ook een uitstekende samenvatting gegeven van de historiek van het Betaald Educatief Verlof er haar 1ste reductie in 1995.
 

Jan Hertogen, socioloog