BuG 69 - Bericht uit het Gewisse 06-08-2007 Printversie (12 p)

Dienstencheques, van kwaad naar erger

Op elke dienstencheque in 2006 werd  4,12€ of 20% winst gemaakt
71% patronale lasten door andere lastenverminderingen geannuleerd
Beheerskomitee RSZ voorziet 843 miljoen RSZ-uitgaven DC in 2008
500.000ste gebruiker dienstencheques ingeschreven in juni 2007

DC: 3,8% of 16,4 miljoen € administratiekost in 2006: exhuberant!
Dienstencheques voor Kinderopvang: een decenter verhaal?

Portaal dienstencheques  Evaluatie 2006  Fiche juni 2007 Rapport Price Waterhouse Coopers

Inhoud:

Inleiding
   
A. Financiële audit 2006 Price Waterhouse
B. Prognoses Dienstencheques Beheerskomitee RSZ
C. Dienstencheques juni 2007
D. 3,8% of 16,4 miljoen omkaderingskost/administratiekost
E. Dienstencheques voor kinderopvang in Vlaanderen

Inleiding
  
Het gaat goed met de dienstencheques, het nieuwe 'betaalmiddel' waarmee wit grijzer en vooral goedkoper wast. De ondernemingen maken gemiddeld 20% 'winst', bestaande huishoudelijke dienstverlening, wasserij- en vervoertewerkstelling wordt aan slechtere voorwaarden nu met RSZ-gelden betaald, het zwartwerk wordt marginaal gewit, en steeds meer mensen en ondernemingen kunnen putten aan het geldkraantje van de RSZ en van de belastingbetaler. Vooral de beter gesitueerden en hardwerkenden laten zich deze door het gewone werkvolk betaalde diensten welgevallen. Upstairs downstairs, niet alleen in de personen, maar nu ook langs de RSZ-financiering. De Non-Profitondernemingen (gezinshulp) verlaten hun core bussines om zich op de markt te bewijzen, en als specialisten in betoelaging de koe langs alle uiertepels te melken. De profitondernemingen van hun kant pikken graag een graantje mee van de betoelaagde tewerkstelling, eindelijk mogen zij ook eens meedoen en zij kunnen meteen het terrein van de echte zorggebonden non-profit verkennen en er activiteiten ontwikkelen. "Geen winst in de Non-Profit" stelt LBC-NVK in hun maandblad en de stickercampagne maar mede met steun of gedoging van de algemene vakbonden wordt de aanval dus wel langs de dienstencheques ingezet.  De uitzendsector, niet gehinderd door enige reglementering of doel van de DC-tewerkstelling sloot 630.863 contracten af  voor amper 21% van het dienstenchequesvolume in 2006. Hun 'rendement' haalt evenwel de ongelooflijke score van 94% (DC-uren/betaalde uren) zodat meteen duidelijk is dat van feestdagen, verlof, klein verlet, betaald ziekteverlof bij hun werknemers geen sprake is.  De uitzendkantoren willen blijkbaar, zelfs in dit op hun maat gemaakte systeem, de kampioenen zijn van de hoogste 'uitbuitingsgraad' en de laagste werkzekerheid. Hoe lang kan dit alles zo verder?
  
Extralegale voordelen werknemer: dienstencheques of maaltijdcheques? 
  

Als klap op de vuurpijl zou de natte droom van de dienstenchequeslobby gerealiseerd worden als werkgevers dienstencheques naast maaltijdcheques  kunnen aanbieden als extra legaal voordeel. De werknemer de keuze geven tussen maaltijdcheque en dienstencheque stond in de eerste informatienota van Leterme, alsof het om inwisselbare werkelijkheden gaat. De werkgever zou allicht de 'gebruikerskost' op zijn rekening nemen en de rest zou als een rechtreekse lastenverlaging door de RSZ en de belastingbetaler gefinancierd worden. Een handige manier om de 'hoge arbeidslasten' voor de werkgevers te verminderen, zodat de druk op de lonen kleiner wordt: dienstencheques als betaalmiddel voor arbeid is goedkoper dan loonsverhoging en ook dan maaltijdcheques, om maar iets te zeggen. En de werkgever zal daarbij zijn bijdrage, in tegenstelling tot de individuele gebruiker, allicht wel volledig als ondernemingskost aan de belastingen kunnen aangeven, zodat ook hier de 'belastingskost' hoger wordt en de kost voor de werkgever praktisch nihil.
 
Dienstencheques: verdiensysteem zonder terugverdieneffecten?
  
Dienstencheques, een verhaal dus dat alsmaar deprimerender en hilarischer wordt, dat de sociale zekerheid in doelstelling en uitgaven verder ondergraaft, een profijtsysteem waar winst 'evident' wordt en de Non-Profitsectoren met de overschotten andere projecten of diensten opzetten, of zoals in de publieke sector, ander activiteiten en kostenposten op de dienstencheques kunnen inschrijven, om nog maar te zwijgen van de strijkateliers en taxibedrijven die hun strijk en vervoermateriaal rechstreeks of onrechtstreeks, mee op rekening van de dienstencheques schuiven. En de terugverdieneffecten dan? Minder dan de helft van tewerkgestelden voor dienstenwerk komt uit de werklooosheid of het leefloon, zo blijk uit het weliswaar krakemikkige onderzoek van IDEA-Consult. En bijna driekwart van de patronale lasten worden langs bijkomende lastenverminderingen vrijgesteld zodat die sowieso niet terugvloeien naar de RSZ. De 'terugverdieneffecten', die sowiesie de terugwinning zijn van een zelf gecreerde 'schuld,' zijn hoe dan ook een magerder beestje zijn dan men laat uitschijnen. De 'verdieneffecten' van gemiddeld 20% van het ter beschikking gestelde geld door ACCOR worden wel cash door de ondernemingen geïnd.
   
Price Waterhouse Coopers, Beheerskomitee RSZ , 500.000ste gebruiker, administratiekost en DC-Kinderopvang

 
De financiële analyse van Price Waterhouse Coopers waarop in deze BuG wordt ingegaan geeft alle elementen om uiterst pessimistisch te zijn over de verdere evolutie van de dienstencheques. Ook het rapport waarover midden juli het RSZ-beheerskomitee zich gebogen heeft en waar La Libre Belgique de hand op kon leggen krijgt de nodige aandacht. Het maakt duidelijk dat ook de sociale partners (moeten) beseffen, als lid van het beheerskomitee RSZ, dat ze op een tanker op drift zitten, waar elke bijsturing zeer omslachtig en langzaam is en die op termijn wel naar een debacle moet afstevenen. Alle deelnemers aan het systeem beseffen dat en zuigen zich, de ene al meer dan de andere, zo vol mogelijk om sterk te staan bij de sanering die zich hoe dan ook zal aandienen en waar Brussel en het Waals gewest hun achterstand cash zullen verzilveren. Tenslotte mag de 500.000ste gebruiker welkom geheten worden in de grote gebruikersfamilie van de dienstencheques, die meer en meer bevolkt worden door gebruikers en klanten van ondernemingen die hun gewone tewerkstelling met normale bijdragen en belastingen doorschuiven van de gewone tewerkstelling naar de met dienstencheques betaalde tewerkstelling. Hierin is ook het huishoudelijke werk bij zorgbehoevenden begrepen, die niet meer door de bevoegde welzijnsministers maar meer en meer door het federale RSZ-budget  gedragen wordt. Dat is natuurlijk ook een manier om delen van zorg en welzijn, te herfederaliseren. Hiermee wordt ook de financiering volgens inkomen zoals in de gewone gezins- en poetshulp toegepast, vervangen door een systeem waar elkeen hetzelfde betaald, dwz zeer goedkoop voor de beter verdienenden, duur(der) voor de lagere inkomens. En is de rush naar dienstencheques al te begrijpen als een claim op RSZ-budgetten, die gefederaliseerd kunnen of gaan worden? Ten slotte wordt kort ingegaan op de dienstencheques voor kinderopvang in de Vlaamse gemeenschap die vanaf 1 september 2007 beschikbaar komen.


A. De financiële audit van Price Waterhouse Coopers (PWC)

 
Waar is de tijd dat het HIVA, RIAT/IISA of andere universitaire onderzoekscentra nog de evaluatie-onderzoeken konden doen van het lopende beleid. Nadat Vandenbroucke met het IISA (en dus met dissident Maxim Stroobants) had afgerekend was meteen ook het HIVA als Katholieke equivalent in deze paarse tijden enigszins uitgeteld, want wat niet aan de een, kon ook niet aan de ander uitbesteed. Zodus mocht, na het commerciële  IDEA Consult, gegadigde voor het jaarlijkse evoluatieonderzoek dienstencheques, het prestigieuze Price Waterhouse Coopers zich in een financiële audit over de dienstencheques komen bewijzen. 
 
Opdracht voor PWC was de financiële 'rendabiliteit' na te gaan van de dienstenchequesondernemingen alsmede de mate waarin de ondernemingen met 20€, respectievelijk 19€ per cheque konden overleven. De conclusies zijn al door minister Vanv elthoven bekendgemaakt, alhoewel hij, in tegenstelling tot het PWC-rapport, vooral het accent legt op 'inefficiënt beheer'. In De Standaard werd uitvoerig en in enkele andere kranten beperkt verslag gegeven van de technische gegevens uit het PWC-rapport. Het is nochtanshet ten zeerste nuttig om deze cijfergegevens, hoe beperkt ook, tot zich te laten doordringen. Wij schetsen hier een beeld van de financiële resultaten zoals blijkt uit de grafieken in het PWC-rapport, die terug in tabellen zijn omgezet. We gaan niet in op simulaties voor 2007 die rekening houden met de reductie van de inruilwaarde tot 20€ en verder desgevallend tot 19€ omdat geen gegevens bekend zijn van de impact op de kostenstructuur en de andere 'lastenverminderingen' en loonsubsidies. PWC zal allicht z'n oefening voor 2006 hernemen in 2007.
 
75% van de DC-ondernemingen zien af van deelname aan de financële audit
 
De financiële audit van PWC is geen 'representatieve steekproef' zoals zijzelf hun enquête betitelen, maar een 'exhaustieve' (alle eenheden omvattende) bevraging van alle actieve dienstenchequesondernemingen. De enquête was een elektronische vragenlijst die per e-mail opgestuurd werd. Doordat men van 4% van de 1.203 actieve ondernemingen geen e-mail adres had (toch vlug op te vragen) werden alle andere aangemaild met de vraag deel te nemen aan de enquête. 62% van deze ondernemingen besliste eigenmachtig niet deel te nemen aan de bevraging, hetgeen een extreem hoog aantal is. Van de antwoorders was 9% niet consistent en werden uit de enquête geweerd (ook een hoog aantal!) zodat uiteindelijk 75% niet is de enquête is opgenomen en de conclusies maar op 25% van de dienstenchequesondernemingen berekking heeft. 

    
DC-ondernemingen naar erkenning en deelname enquete PWC-2006

 

Aantal

%

 

 

Totaal erkende sinds onstaan DC

1613

 

 

 

Vrijwillig volledig gestopte

86

 

 

 

Volldig geschorst door de overheid

48

 

 

 

Erkende ondernemingen in 2006

1479

100%

 

 

Ondernemingen zonder activiteit

-276

-19%

 

 

Ondernemingen met activiteit

1203

81%

100%

 

Ondernemingen zonder e-mailadres

-45

-3%

-4%

 

Aangeschreven met e-mailadres

1158

78%

96%

 

Ondernemingen zonder antwoord

-749

-51%

-62%

 

Ondernemingen met antwoord

409

28%

34%

 

Ondernemingen met inconsistente antwoorden

-107

-7%

-9%

 

Weerhouden ondernemingen in de enquête

302

20%

25%

100%

Aparte DC-onderneming met rekeningplicht

87

6%

7%

29%

 
Voor een schriftelijke bevraging is 25% een voldoende basis om representatieve uitspraken te doen maar het is moeilijk te begrijpen dat een 'enquete' in opdracht van de betoelagende overheid zulk een laag antwoordpercentage heeft. Met 64% RSZ-financiering zou de verplichting moeten gelden voor elke onderneming aan een jaarlijkse en diepgaande infoverstrekking deel te nemen. Nu is bv Taxi Hendrixs of ander vervoersondernemingen volledig afwezig in de enquête, en dat zal wel niet de bedoeling geweest zijn. Met de vrijheid om niet mee te doen is niemand gediend als een half miljard € RSZ-gelden in kwestie is voor 2006.
  
Van de 302 ondernemingen die in de enquête weerhouden werden voerden er maar 87 een volledig aparte boekhoudkundige met de verplichting deze neer te leggen bij de Nationale Bank. Voor alle andere ondernemingen is de activiteit minstens boekhoudkundig verbonden en verweven met andere activiteiten van de onderneming. Hoe betrouwbaar het invullen ook gebeurd, de marge om met kostenposten te schuiven en binnen de dienstencheques-verslaggeving te brengen is groot zonder dat er controlemogelijkheid op bestaat. Zelfs voor de balansplichtigen is voortgegaan op de nog niet neergelegde gegevens zonder een perspectief  op verdere controle op de definitief neergelegde.
  
In de marge blijkt ook dat sinds de start van de dienstencheques van de 1.613 erkende ondernemingen er 48 zijn die voor hun volledige actviteit geschorst werden omdat ze niet conform de reglementering werkten. Daarnaast zijn er 86 vrijwillig volledig gestopt en hebben 276 erkende ondernemingen in 2006 geen enkele activiteit ontwikkeld. Sinds 1 maart 2007 worden ondernemingen die gedurende een jaar geen activiteit ontwikkelen automatisch geschrapt.
 
De helft van de werknemers en uren worden in de enquête verwerkt
 
25%
van de actieve ondernemingen worden in de enquête verwerkt, maar omdat het vooral de grotere ondernemingen zijn slaat de enquête terug op 56% van de werknemers en 49% of de helf van alle gepresteerde dienstenchequesuren in 2006.

   

Aanwezigheid in enquête

Ondernemingen

25%

Koppen

56%

VTE

53%

Dienstencheques

49%

  
Ondernemingen in de enquête naar activiteit en vergelijking met IDEA Consult 2006
 
De spreiding van werknemers over de verschillende soorten dienstenchequesondernemingen is vrij gelijklopend. Invoegbedrijven zijn enigszins over-, PWA- ondervertegenwoordigd in de PWC-enquete, voortgaande op de tewerkstellingsaantallen.
   

Aantal en % ondernemingen en werknemers naar aard activiteit  PWC-2006

 

Aantal

Percentage

IDEA C.

Aard

Ondern.

Werkn.

Ondern.

Werkn.

Werkn.

1. Commerciële ondernemingen

 

 

 

 

 

 

Commerciële onderneming en pr. pers.

66

5.795

22%

25%

24%

 

Interim

10

5.204

3%

23%

26%

 

Totaal Commercieel

76

10.999

25%

48%

50%

2. Non-Profit-ondernemingen

 

 

 

 

 

 

VZW

68

6.049

23%

26%

20%

 

OCMW en gemeente

54

1.238

18%

5%

8%

 

Invoegbedrijf

37

2.590

12%

11%

9%

 

PWA

67

2.156

22%

9%

13%

 

Totaal Non-Profit

226

12.033

75%

52%

50%

Algemeen totaal

302

23.032

100%

100%

100%

  
Per cheque wordt gemiddeld 4,12€ winst gemaakt in 2006, dit is 20% van de omzet.
 
De resultaatrekening op basis van het PWC-rapport laat een lichte stijging van ontvangsten zien met 0,1€ voor bijkomende aanrekeningen aan gebruikers, bovenop de 21 € inruilwaarde voor een dienstencheque in 2006. Voor de uitgaven wordt voortgegaan op de effectieve uitgaven waarbij dus rekening gehouden wordt met lastenverminderingen en loonsubsidies. Van de 21€ per cheque wordt dus gemiddeld maar 16,98 € uitgegeven en 4,12€ of 20% wordt ingeschreven als winst of overschot. 
     

Resultaatrekening dienstenchequesondernemingen - PWC 2006

 

Per DC

% op 21€

1.  Ontvangsten DC-ondernemingen

 

 

 

Ontvangsten van ACCOR

21,00

100,0%

 

Bijkomende aanrekening aan gebruikers

0,10

0,5%

 

Totaal ontvangsten

21,10

100,5%

2.

Uitgaven (na aftrek lastenverminderingen/subs.)

16,98

80,5%

3.  Effectief boekhoudkundig resultaat

4,12

19,5%

   
Voor het totaalbudget dienstencheques in 2006 gaat het om 132,4  miljoen 'winst/overschot' op een totale uitgave van 675 miljoen €, waarvan 459 miljoen€ op rekening van de RSZ. In feite worden de 84,5 miljoen € bijkomende lastenverminderingen en loonsubsidies zuiver als bijkomende winst ingeschreven, bovenop de 47,9 miljoen€ die reeds als 'gewone' winst geboekt wordt. Deze 132,4 miljoen € 'winst/overschot' is een dubbele RSZ-betoelaging of gelijklopende betoelaging die in de dienstencheques gepompt wordt, bovenop de inruilwaarde van de cheques. In feite is er sprake van een overheveling van 28,1% van de RSZ-gelden voor dienstencheques naar winst/overschot.
 
De gemiddelde 0,1 € aanrekening per cheque aan de gebruiker is in feite extreem laag als er van uitgegaan wordt dat de materiaal en afschrijvingskosten kosten voor strijkateliers en mindermobielenvervoer niet op rekening van de dienstencheques mag geboekt worden. Bij een striktere financiële controle zal dit aandeel zeker behoren te stijgen! Dit onderdeel dient dan ook meer specifiek bevraagd en/of gerapporteerd.
 
Aard van de lastenverminderingen en loonsubsidies
   
PWC
gaat niet in op de aard van de lastenverminderingen. Zij maken wel onderscheid tussen permanente en tijdelijke lastenverminderingen, die zij om een of andere reden 'tewerkstellingsmaatregelen' noemen, en loonsubsidies. Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen gewestelijke maatregelen en federale.

    

Rekening met detail lastenverminderingen dienstencheques - PWC 2006

 

 

 

Per DC

%

1. Ontvangsten DC-ondernemingen

 

 

 

Ontvangsten van ACCOR

21,00

100,0%

 

Bijkomende aanrekening aan gebruikers

0,10

0,5%

 

Totaal ontvangsten

21,10

100,5%

2. Uitgaven zonder lastenvermindering/subsidies

19,61

92,9%

3. Resultaat voor lastenvermindering/subsidies

1,49

7,1%

4. Impact lastenverminderingen+extra subsidies

 

 

 

1. Permanente en gewestelijke

 

 

 

 

SINE

0,37

1,8%

 

 

Oudere werknemers

0,00

0,0%

 

 

Activering uitkeringen

0,23

1,1%

 

 

Gewestelijke maatregelen

0,30

1,4%

 

 

Totaal

0,90

4,3%

 

2.

Tijdelijke verminderingen

 

0,0%

 

 

RSZ-verminderingen

1,35

6,4%

 

 

Tijdelijke loonsubsidies

0,38

1,8%

 

 

Totaal

1,73

8,2%

 

Totaal lastenverminderingen/loonsubsidies

2,63

12,5%

5.

Feitelijke uitgaven DC

16,98

80,5%

6.

Algemeen resultaat ( winst/overschot)

4,12

19,5%

     
Zonder de lastenverminderingen is er een overschot van 7,1%. Hiermee kon de verlaging met 1€ per dienstencheques in de rekening van Vanvelthoven, zonder problemen opgevangen worden. Maar de lastenverminderingen en loonsubsidies van het aangeworven personeel worden cash verrekend en daarmee worden de uitgaven gedrukt met gemiddeld 2,63€ per dienstencheque, zodat uiteindelijk gemiddeld 4,12€ als vrij te besteden liquiditeiten in handen komt van de ondernemingen. De 6,4% 'tijdelijke' RSZ-verminderingen zijn goed voor de helft van deze lastenverminderingen, de gewestelijk voor 1,4% van de kostreductie. 
 
Hoe permanent en hoe tijdelijk zijn lastenverminderingen als deze met de politieke constellatie en beleid continue wijzigen evenals het personeel dat het recht op deze lastenvermindering en subdisdies opent? Pas in een jaarlijks financieel opvolgingsonderzoek zal blijken hoe 'permant' de inkomsten uit de 'tijdelijke' lastenverminderingen zijn. PWC houdt geen rekening met de 'structurele lastenvermindering" omdat die van toepassing is voor alle ondernemingen. Doordat het om laagverdienenden gaat zijn de 'structurele' lastenverminderen ook relatief hoog in de dienstenchequesondernemingen, zodat het voor volgend jaar best is deze ook apart in beeld te brengen, al is het maar omdat ook voor dit aandeel uiteraard geen sprake is van 'terugverdieneffect'.
   
Hoe dubbele of tripple lastenverminderingen/loonsubsidies vermijden
 
In feite zou, zoals voor elke RSZ of overheidsfinanciering het geval is of moet zijn, 
- ofwel de betoelaging 'historisch' worden, dwz op basis van de effectieve uitgaven na aftrek van alle andere financiering, 
- ofwel de betoelaging loondekkend, maar dan dient elke andere loonlastverlaging of loonfinanciering te vervallen.
  
Uiteraard kan dit maar als er een vaste en eenvormige jaarlijkse boekhoudkundige controle gebeurt waar niemand zich aan kan onttrekken en waarbij ten onrechte aangewende of ingeschreven gelden teruggevorderd worden. Nu vormen de dienstenchequesondernemingen een eiland zonder controle of reglementering van aanwending. De verdere analyse hieronder per soort onderneming zal hier voor de nodige specificeringen kunnen zorgen. 
 
Resultaatrekeningen per soort dienstenchequesonderneming
 
Bij de dienstenchequesondernemingen hebben publieke (OCMW en gemeenten) en vooral de invoegbedrijven een 'a-typische' rekening. Voor de invoegbedrijven kan men, zoals PWC doet, van alles veronderstellen. De hogere nood aan begeleiding of vorming kan evenwel de grote verschillen niet verklaren. Hun hogere uitgaven worden gecompenseerd door hogere lastenverminderingen nl 6,91€ van 21€ betoelaging. In het geheel van de diffusie financiële opvolging kan het evenwel evengoed zijn dat tegenover de high-technologie van financieringscombinaties ook een hogere kosteninschrijving gebeurt. Vanvelthoven stelt in z’n commentaar, de vraag naar ‘efficiëntie’. De publieke financiering is het meest in evenwicht maar de werkelijkheid van kost en ontvangst kan zich hier gemakkelijker binnen de boekhoudkundige weergave inpassen. Als bv de bestaande poetsdienst van een OCMW zich met alle personeel inschrijft in het dienstenchequessysteem dan is dit zuiver een 'boekhoudkundige' operatie waarbij de gelden die tot dan toe geïnvesteerd werden vrij komen voor andere bestedingen. Het is een simpel, maar uiterst pervers mechanisme dat volledig onderschat is door de bedenkers van het systeem. Maar de commerciële ondernemingen blijken al zeer goede leerlingen van de ervaren Non-Profit-technologen. En het ex-personeel van ACCOR en alle schuimers op de markt, die commerciële firma's opzetten die deskundig deze perverse mogelijkheden op vlak van onderneming en gebruiker uitbuiten en promoten zullen er ten zeerste, op kap van RSZ, gemeenschap en hun solidaire doelen, wel bij varen.

    

Resultaatrekening naar aard dienstenchequesonderneming - PWC 2006

 

Comm.

Interim

VZW

Publiek

PWA

Invoeg.

Totaal

1. Ontvangsten DC-ondernemingen

21,10

21,10

21,10

21,10

21,10

21,10

21,10

2. Uitgaven DC-ondernemingen

18,45

18,61

20,26

21,47

16,05

24,27

19,61

3. Resultaat vóór lastenverm./subs.

2,65

2,49

0,84

-0,37

5,05

-3,17

1,49

4. Lastenverminderingen/subsidies

 

 

 

 

 

 

 

 

Permanente + gewestelijke

0,17

0,01

0,31

0,92

1,85

4,87

0,90

 

Tijdelijke

0,47

0,15

3,69

1,10

1,96

2,04

1,73

 

Totaal

0,64

0,16

4,00

2,02

3,81

6,91

2,63

5. Feitelijke uitgaven DC

17,81

18,45

16,26

19,45

12,24

17,36

16,98

6. Feitelijk resultaat

3,29

2,65

4,84

1,65

8,86

3,74

4,12

  
De profitondernemingen combineren een groot werkingsoverschot (+2,5€ per dienstencheques) met  lage lastenverminderingen. Dit kan er voor de commerciële ondernemingen op wijzen dat het gaat om reeds bestaand personeel dat op dienstenchequesfinanciering wordt geschoven, zodat andere lastenverminderingen reeds uitgeput zijn. Voor de interimsector is het onlogisch dat zij praktisch geen tijdelijke lastenverminderingen incasseren. Dat is een sterk staaltje. Of vragen zij het gewoon niet aan omwille van de honderduizenden contracten per jaar die ze afsluiten (gemiddeld 29 per interimkracht). Bij de non-profitondernemingen is het meest opvallende gegeven de 3,69€ die de VZW's (en dus in hoofdzaak de diensten gezinshulp) weten te incasseren van de RSZ als ‘tijdelijke’ lastenverminderingen. Het is natuurlijk een geweldige gelegenheid om enerzijds betoelaagd te worden door de RSZ en anderzijds nog gerechtigd te blijven op alle andere RSZ-lastenverminderingen.

En wat als de betoelaging 20€ of 19€ wordt?

Het lineair vaststellen en berekenen van de marge waarin ondernemingen in de 'problemen' zouden geraken op langere termijn (als personeel in dienst blijft of gehouden wordt tenminste) en simulaties bij daling van de financiering tot 20 of 19€ hebben niet veel zin omdat eerst een boekhoudkundig kader dient opgelegd en gevolgd en de cumul van diverse lastenverminderingen onder controle gesteld. Essentieel is ook dat een sluitend zicht verkregen wordt over de mate waarin er sprake is van 'tewerkstellingscreatie' dan wel van 'tewerkstellingsverschuiving' waarbij de dienstencheques een uiterst geliefd betaalmiddel zijn geworden, zowel voor de gebruikers als de dienstenchequesondernemingen.
 
Van de 21€ gaat effectief maar 11,88€ naar lonen dienstenchequesperoneel
 
Door de lastenvermindering, het wedde-niveau en de feitelijke aanwending gaat per 21€ slechts 11,88 € of 57% naar de uitbetaling van het dienstenchequespersoneel. Alle andere uitgaven zijn logistiek en omkadering + de 4,12€ winst/overschot. De omkadering door ander personeel is goed voor 1,55€ of 7% van de 21€ zodat in totaal 64% aangewend wordt voor uitbetaalde lonen. PWA en Invoegbedrijven, met hoge extra-lastenverminderingen besteden maar 42% aan de lonen van dienstenchequespersoneel, de gemeenten en OCMW's, met weinig lastenverminderingen 76%. Bij de commerciële sectoren ligt het bestedings% voor lonen van het dienstpersoneel op 62% en bij de VZW's op 55%.

  

Kostenstructuur na lastenvermindering/subsidie per DC-uur naar aard onderneming - PWC 2006

 

Comm.

Interim

VZW

Publiek

PWA

Invoeg.

Totaal

1. Loonkosten Dienstenpersoneel

12,94

13,28

11,46

15,86

8,59

8,91

11,88

2. Loonkost omkaderingspersoneel

0,47

1,85

1,90

2,07

1,46

2,56

1,55

3. Overige personeelskosten

0,42

0,85

0,82

0,56

0,55

0,96

0,71

4. Diensten en diverse goederen

3,41

1,87

1,55

0,69

1,18

4,51

2,29

5. Afschrijvingen en voorzieningen

0,22

0,47

0,55

0,24

0,49

0,68

0,45

Totaal (1)

17,46

18,32

16,28

19,42

12,27

17,62

16,88

     

% Kosten na lastenvermindering/LS per DC-uur aan 21€ naar aard onderneming - PWC 2006

 

Comm.

Interim

VZW

Publiek

PWA

Invoeg.

Totaal

1. Loonkosten Dienstenpersoneel

62%

63%

55%

76%

41%

42%

57%

2. Loonkost omkaderingspersoneel

2%

9%

9%

10%

7%

12%

7%

3. Overige personeelskosten

2%

4%

4%

3%

3%

5%

3%

4. Diensten en diverse goederen

16%

9%

7%

3%

6%

21%

11%

5. Afschrijvingen en voorzieningen

1%

2%

3%

1%

2%

3%

2%

Totaal (1)

83%

87%

78%

92%

58%

84%

80%

Winst/Overschot

17%

13%

22%

8%

42%

16%

20%

Totaal

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

 
Zeer laag rendement van de hoge budgettaire input dienstencheques
 

Als het de bedoeling was om met de betoelaging van 21€ van zwartwerk witwerk te maken dat is het rendement van deze operatie extreem laag. Van elke geinvesteerde 100€ wordt in feite, op basis van de rekeningen 2006 maar 57€ aangewend om het equivalent zwartwerk als wit te vergoeden, de overige 43% is organisatiekost en winst. Voor een eenvoudige arbeidstaak als 'huishouden’ bij de gebruiker, zonder investering in materialen, is dit een opvallend laag rendement. Het is moeilijk te begrijpen dat deze conclusie door Price Waterhouse niet getrokken wordt.
 
Ter vergelijking: de 623 miljoen € RSZ-investering in de Sociale Maribel, het tewerkstellingsprogramme gefinancierd met lastenverminderingen in de Non-Profitsectoren, wordt, op 1,2% administratiekost na, integraal voor tewerkstelling aangewend. Het rendement van de Sociale Maribel is dus 98,8% in vergelijking met de 57% van de dienstencheques! Over het rendement van de structurele lastenvermindering in de commerciële sectoren moeten we het niet hebben want dat is nog geen 30% als we de techniekers van het Planbureau moeten geloven.
 
En het aandeel 'zwart'werk is daarbij, zoals gebleken uit de IDEA-Consult evaluatie, laag. In de opstart zal een zeker volume zwartwerk opgevangen zijn, maar hoe groter de expansie van het systeem, hoe marginaler het gerecupereerde zwartwerk is geworden en hoe meer de dienstcheques aangewend worden als een goedkoop betaalmiddel dat hoge winsten en overschotten genereert, en die in feite snoepjes zijn voor gebruikers die bereid waren of zijn de marktprijs (of alleszins een hogere prijs ) te betalen met inbegrip van de voorziene belastingen (kfr Jozef Pacolet). 
 
Vooral Commerciële ondernemingen met 16% en Invoegbedrijven met 21% zetten nogal wat "diensten en diverse goederen" in voor hun huishoud- of strijkproductie, dit in tegenstelling tot de VZW en publieke diensten. Moeilijk een touw aan vast te knopen of het zouden de producten en het kalkvrije strijkwater moeten zijn die in de strijkdiensten gebruikt worden. De afschrijvingskosten zijn voor strijkdiensten zeer laag, en dat is OK omdat enkel de rekening mag gemaakt worden van de personeelskosten en niet van de technische en afschrijvingskosten kosten voor strijk (of vervoer). Een opdeling van de rekeningen naar 'zuivere huishouddiensten' en 'zuivere strijkdiensten" is daarom relevant, maar niet beschikbaar voor de kostensoorten, wel voor de globale resultaatrekening.
 
Exclusieve strijkdiensten hebben de grootste uitgaven en zijn 'verlieslatend'
   
Zonder dat duidelijk is hoeveel ondernemingen in de PWC-enquête tot deze exclusieve strijkdiensten behoren en bij welk soort onderneming ze vooral te vinden zijn, zien we dat zij met 24,07€ per dienstencheque, een hoger bedrag aan kosten inbrengen, zodat zij zelfs na de 2,27€ lastenvermindering een tekort van 0,7€ per dienstencheque laten zien. Dit wijst er op dat er ook specifieke 'technische' of materiaalkosten aangerekend wordt op het dienstenchequesbudget, terwijl dit uitsluitend op personele kosten mag betrekking hebben. In feite zou onder de meest strikte voorwaarden strijkondernemingen en vervoerdiensten hun globale rekeningen moeten inbrengen (alle materiele en technische kosten inbegrepen) en daarbinnen de kosten die enkele betrekking hebben op het personeel verbonden aan de dienstencheques. 

   

Resultaatrekening naar aard exclusieve activiteit

 

Huishoud

Strijk

1. Ontvangsten DC-ondernemingen

21,10

21,10

2. Uitgaven DC-ondernemingen

19,20

24,07

3. Resultaat vóór lastenverm./subs.

1,90

-2,97

4. Lastenverminderingen/subsidies

 

 

 

Permanente + gewestelijke

1,12

0,72

 

Tijdelijke

1,50

1,55

 

Totaal

2,62

2,27

5. Feitelijke uitgaven DC

16,58

21,80

6. Feitelijk resultaat

4,52

-0,70

 
Dienstenchequesondernemingen betalen gemiddeld minder dan 1/3 van de patronale lasten

Door de forse lastenverminderingen en loonsubsidies, bijkomend aan de betaling van de 21€ per dienstencheques, is het maar de vraag hoeveel sociale bijdragen er nog effectief op eigen rekening betaald worden. Als de totale lastenverminderingen en loonsubsidies uitgezet worden als %  tav de normale patronale lasten kan een aanduiding gegeven worden van de mate waarin er nog sprake is van 'patronale lasten' op eigen rekening..
  

% lastenvermindering op loonkost DC en op de normale patronale lasten naar aard onderneming

 

Comm.

Interim

VZW

Publiek

PWA

Invoeg.

Totaal

% vermindering op kost DC-uur

4,6%

1,0%

23,0%

10,1%

27,5%

37,6%

16,4%

% patronale lasten op normale loonkost (1)

23,0%

23,0%

23,0%

23,0%

23,0%

23,0%

23,0%

Relatieve reductie tav patronale lasten

20%

5%

100%

44%

120%

163%

71%

Resterend te betalen patronale lasten

 

 

80%

95%

0%

56%

-20%

-63%

29%

(1) na aftrek structurele lastenvermindering (gezien dit in de enquête reeds gebeurd is) - we gaan

voort op 30% resterende patronale lasten bovenop het brutoloon = 23% van de totale loonkost

Na aftrek van de structurele lastenvermindering (zoals PWC gedaan heeft) rest maximaal 30% patronale last berekend op de bruto maandwedde. Herberekend op een totale loonkost bedraagd de patronale last dan 23% van de loonkost, zodat deze kan vergeleken worden met het totaal lastenvermindering en loonsubsidies die gemiddeld 16,4% bedraagt van de 21€ inruilwaarde dienstencheques. Zodus blijkt dat 71% van het normale bedrag aan patronale lasten elders gerecupereerd wordt, hetzij als rechtstreeks RSZ-vermindering, permanent of tijdelijk, hetzij als loonsubsidie of tussenkomst van de gewesten. 

Het is ook duidelijk dat, langs een combinatie van kanalen, de patronale lasten ruim overschreden worden door PWA (met 20%) en de invoegbedrijven (met 63%).
 
Als minimaal RSZ-patronale last betaald wordt is terugverdieneffect ook minimaal 

 
Het is dan ook de vraag of er wel sprake is  van enig volume in het vermeende 'terugverdien'effect. Als globaal nog geen derde van de patronale last betaald dient te worden met de betoelaagde middelen, de structurele lastenvermindering ook geen aanleiding geeft tot terugverdieneffecten en de instroom van werkzoekenden, behoudens tegenbewijs, laag is en afneemt, dan is het 'terugverdiendieneffect' niet alleen een boekhoudkundige maar ook een feitelijke fictie bijkomend aan de budgettaire leugen die het al was. Tegen deze achtergrond is te begrijpen dat de RSZ in de tijdelijke werkgroep 'Terugverdieneffecten' met haar handen in het haar stond omdat de werkgroep in feite zonder voorwerp was en dus ook een zachte dood gestorven.
  
'Arbeidsrendement, opleidingsgraad en omkaderingsgraad dienstenchequesondernemingen

Price Water House heeft ook info opgevraagd die toelaat een idee te krijgen van het 'arbeidsrendement', dwz het aantal arbeidsuren dat gepresteerd wordt met de dienstencheques. Zie voetnoot (1) in onderstaande tabel. De Interimkantoren springen hier met voorsprong uit als een onderneming waarin het aantal dienstenchequesuren en betaalde uren het meeste samenvalt - dat klinkt positief maar dat is het niet. Gemiddeld worden in België op 1976 betaalde uren (38x52 weken), verlof, feestdagen, gewaarborgd loon enz. inbegrepen 1.600 effectieve arbeid geleverd. Dat is dus 81%. Bij de dienstencheques ligt dat gemiddeld op 85% en bij de interimkantoren 94%. Daar is dus minimaal sprake van feestdagen, verlof, betaald ziekteverlof enz. Vandaar ook het onnoemlijk aantal opeenvolgende contracten. Een contract loop tot aan een feestdag en hervat na de feestdag enz.

    

Rendements%, opleidingsimpact en omkadering naar aard onderneming - PWC 2006

 

Comm.

Interim

VZW

Publiek

PWA

Invoeg.

Totaal

Verhouding DC/betaalde uren (1)

88%

94%

82%

77%

86%

75%

85%

Verhouding opleiding/betaalde uren

0,36%

0,11%

1,08%

0,60%

0,33%

2,53%

0,89%

Dienstpersoneel per eenheid omkadering

41

15

17

15

15

12

18

(1) Geeft het % effectieve arbeidsuren aan, dwz uren waarvoor een dienstencheques wordt uitgekeerd

gedeeld door het totaal aantal betaalde uren (ook feestdag, verlof, klein verlet, ziekte, zwangersch.enz.)

In de Belgische economie is dit in het algemeen 1600 effectieve arbeidsuren op 1976 betaalde uren

of 81,0%. Dienstenchequers hebben dus een hoog arbeidsrendement, of worden, zoals bij de

uitzendkantoren enkel voor arbeidsuren ingezet zonder feestdagen, verlof enz; Daar kan men wel de-

gelijk spreken van een zeer hoge 'uitbuitings'graad!

   
De opleiding blijkt vooral bij de Invoegbedrijven aan de orde, alhoewel dit ook niet extreem is gezien voor Europa bv alle werknemers tegen 2010 2,4% van hun werktijd aan vorming dient te besteden. De VZW komt met 1,08% aan de gemiddelde investering van de Non-Profitsectoren. De commerciële ondernemingen investeren minimaal, Interim omdat het hun systeem is, andere commerciële ondernemingen omdat zijondermeer hun reeds geschoold personeel inzetten. Het opleidingsfonds zal daarbij ook aangesproken worden door wie het meest 'ervaring' heeft met vorming (gezinshulpdiensten, invoegbedrijven) eerder misschien dan op basis van behoefte en noodzaak. Ook hier zullen interimbedrijven blijven achterop lopen en zich in feite zelf meer en meer uit de dienstenchequesmarkt zetten. 
   

B. Beheerskomitee RSZ verwacht  843 miljoen RSZ-financiering in 2008
Met 127 miljoen € belastingskost daar bovenop komt het kostenplaatje op 1 miljard € overheidsgeld
 
La Libre Belgique heeft de hand weten te leggen of de nota van het Beheerskomitee van de RSZ met de uitgaven 2006 en prognoses  2007 (650 miljoen €) en 2008 (843 miljoen €). Deze bedragen liggen in de lijn van de berekeningen van npdata maar zijn minimaal. In deze  RSZ-bedragen is nog geen rekening gehouden met de 100 miljoen € die de dienstencheques aan de belastingen gaan kosten in 2007 en de 127 miljoen € voor 2008.
 

Evolutie aandeel RSZ in de dienstenchequesfinanciering

 

2005

2006

2007

2008

Aantal dienstencheques in miljoenen

 

32

47

62

Budget RSZ volgens Beheerskomitee (miljoen €)

239

446

650

843

Berekend totaal budget (1)

370

689

1.005

1.304

Gehanteerde terugverdieneffect

 

 

227

302

(1) Aandeel RSZ is 64,66% van het totaale budget, naast eigen bijdrage,

 

belastingskost en administratiekosten (berekening npdata)

 

 

Bron gegevens Beheerskomitee RSZ in La Libre Belgique 19/07/07

 

   
In totaal gaat het in een minimale prognose om 1 miljard € financiering vanuit RSZ en belastingen in 2008. Volgens de specialisten van de RSZ zou in 2007 sprake zijn van 227 miljoen € en in 2008 van 302 miljoen € 'terugverdieneffecten'. Zoals aangetoont valt een equivalent van 71% patronale lasten al weg door de bijkomende lastenverminderingen, bovenop de financiering van de dienstencheques en is niet aangetoond dat de meerderheid van de tewerkstelling uit de werkloosheid geput wordt dan wel of het gaat om verschuiving van bestaande tewerkstelling of gemeenschapsbudgetten naar federale financiering (zoals voor zorggebonden huishoudelijke hulp). De vermelde bedragen zijn daarbij geen budgettaire of boekhoudkundige werkelijkheid, enkel een betwistbaar budgettair argument.
 
Is huishoudelijk werk en strijk, een ziekte die moet verzekerd worden?
 
Kernvraag blijft natuurlijk of huishoudelijk werk en strijk een ziekte of behoefte is waarvoor sociale zekerheidsgelden dienen gemobiliseerd. De tewerkstelling verbonden aan de dienstencheques is precair en het is maar de vraag of het aandeel zwartwerk dat ermee gevangen wordt de 10% overstijgt en of de tewerkstelling, die wel degelijk met de cheques betaald wordt, nieuwe tewerkstelling is die de tand des tijds kan verdragen. De strijkdienst zal allicht een nieuwe behoefte aanboren maar in plaats van deze sectoraal toe te wijzen heeft men ze in een betoelaagd circuit gebracht zodat de commerciële wassector hun strijksegment omschakelen naar dienstencheques, hetgeen de omgekeerde wereld is. Hetzelfde kan men zeggen over het niet-zorggebonden huishoudelijk werk waarbij de de klassieke kuissector zich (noodgedwongen) tot de dienstencheques keert en profit en Non-Profit in een 'onnatuurlijke' strijd gewikkeld worden om RSZ-financiering (en de grootste winst/overschot).
   
Het kan anders.
 
Dat het anders kan bewijst de gehele opzet van de Sociale Maribel waarbij 640 miljoen € lastenverminderingen langs dotaties aan sectoren toegewezen worden die onder zeer strikte en gecontroleerde voorwaarden voor een besteding zorgen die uitsluitend de tewerkstelling zonder winstoogmerk tot doel en als resultaat heeft. Het tewerkstellingsrendement van deze RSZ-investering van 98,8% spreekt voor zich. Een gelijkaardige operatie had ook kunnen gebeuren voor huishoudelijke hulp en strijk, of kan nog gebeuren in het kader van de onontkoombare sanering. De budgettaire steun voor de niet zorgebonden strijk- en huishoudelijke behoeften kan langs de bestaande was- en kuissector als centrale actoren als tewerkstellingsinitiatief georganiseerd worden met alle noodwendige voorwaarden en controles. De zorggebonden (Non-Profit) initiatieven zouden daarbij uitsluitend mogen instaan voor zorggebonden kuis- en strijk, samen met het vervoer voor minder-mobielen, wat sowieso een zorggebonden dienst is. Het is ook de enige manier om de verdere degeneratie te voorkomen van de bestaande dienstenverlening en productie van kuis, strijk en vervoer.
 
Het 'groeipotentieel' van de dienstencheques in kuis en strijk bestaat in hoofdzaak uit de vervanging door dienstencheques van de bestaande financiering van GECO, gemeenten, OCMW's, gemeenschappen, gewesten en de gewone marktprijs voor draagkrachtige gebruikers. Als nu ook nog de werkgevers dienstencheques kunnen aanwenden als extra legaal voordeel voor de werknemers is het hek helemaal van de dam.  Dienstencheques zijn dan niet alleen een (te) goedkoop betaalmiddel met alsmaar lagere tewerkstellingscreatie maar ook een goedkoop of nietskostende vergoeding voor arbeid die volledig onterecht, op gelijk niveau van de maaltijdcheques gezet wordt. Aan dit laatste draagt de werkgever zelf nog wezenlijk bij, aan een dienstencheque niets, want wat een werkgever bijdraagt zal hij nog volledig als bedrijfskost van de belastingen kunnen aftrekken. Dan zit ‘t spel pas goed op de wagen.
     
C. 500.000ste gebruiker heeft in juni 2007 dienstencheques gekocht bij ACCOR
 
Juni 2007 is nog maar eens een recordmaand: 4.676.499 cheques aangekocht. In de jaarcyclus is juni altijd al een 'gemiddelde maand' geweest, maar in 2007 wordt toch weer een hoge vlucht genomen, zoals blijkt uit onderstaande grafiek.

 

 
Gans 2007 op juni-niveau staat gelijk aan 51.479 jobs van gemiddeld 0,6 jobtime

Als juni 2007 met 4.118.299 betaalde cheques het gemiddelde is voor 2007 dan worden gemiddeld 51.479 jobs van 0,6 jobtime met dienstencheques betaald. Het aantal op het einde van het jaar zal bij verdere stijging, hoger liggen omdat op dat ogenblik méér cheques zullen gebruikt worden dan het gemiddelde in deze berekening. De vraag naar een correcte meting van de bijkomende tewerkstelling zal alsmaar groter worden. Want hoeveel van deze 51.479 jobs zijn nieuwe jobs en hoeveel zijn bestaande jobs, of 'jobs die in feite op andere (overheids of markt)financiering dienen te vallen maar die nu worden doorgeschoven met de dienstencheques als extreem goedkoop betaalmiddel. De enquete van IDEA-Consult voor 2007 dient zich dan ook noodwendig te baseren op een steekproef van werknemers van 2007 en niet, zoals bij de vorige twee evaluaties, bij werknemers van twee jaar voordien.
 
Brussel en Wallonië doen een inhaalbeweging en wensen verdere uitbouw
 
Pas vier jaar na de start van de dienstencheques komen Brussel en Wallonië op hogere toeren. Ook al stijgt het aantal aangekochte dienstencheques in juni in elk gewest met 7% tav mei 2007, vergeleken met juni 2006 springt Brussel naar voor met een stijging van 114%, tegenover +45% in het Vlaams gewest en +69% in het Waalse. Voor 2007 is Vlaanderen toch nog altijd grootgebruiker met 67%, terwijl tot nu toe 71% van de 65 miljoen verkochte dienstencheques aangekocht tussen mei 2003 en juni 2007 in het Vlaamse gewest verkocht zijn. Brussel en Wallonië zullen er wellicht op toezien dat het systeem van de dienstencheques grotendeels, met al zijn voordelen en winstvoeten, behouden blijft tot minstens een evenwicht naar gewesten tot stand komt.
 
D. In 2006 werd 3,8% of 16 miljoen € administratiekost ingeschreven: extravagant?
 
Behoudens de RVA, die als overheidsdienst allicht maar een beperkte administratiekost ten laste legt van de dienstencheques en het evaluatieonderzoek van IDEA Consult, goed voor enkele manmaanden (10.000 € per manmaand lijkt een redelijke prijs) is de belangrijkste administratiekost ACCOR, internationaal commercieel bedrijf dat ondermeer ook de F1-hotels in beheer heeft. Bij de kostenposten is voor 2006 16,4 miljoen€ omkaderingskost=adminstratiekost ingeschreven, of 3,8% berekend tav de RSZ-financiering van 430 miljoen €. Dit is een fenomenaal bedrag als je het bv vergelijkt met de 1,2% administratiekost op de dotaties voor de Sociale Maribel (lastenverminderingen ten behoeve van de bijkomende tewerkstelling in de Non-Profit) die in 2006 623 miljoen € bedroeg). De sociale partners en de RSZ-PPO die instaan voor het beheer van de Sociale Maribeltewerkstelling krijgen dus maximaal 7,7 miljoen € ter beschikking, door hen als krap beoordeeld maar daar kunnen zij het wel mee doen. Zij moeten hiervoor duizenden ondernemingen opvolgen en élk van de tienduizenden tewerkgestelden ficheren, goedkeuren en de financiering verzekeren die in dit kader wordt opgezet. Het gehele systeem staat daarbij onder permanente controle van regeringscommissarissen en jaarlijks dienen zij als Fonds voor Bestaanszekerheid een boekhoudkundig verslag neer te leggen bij de Minister van Werk. Als Fonds wordt uiteraard geen winstoogmerk nagestreefd.
 
Daaraan afgemeten oogt de 16,4 miljoen € 'omkaderings'kost enorm hoog, gezien geen individuele opvolging van de tewerkstelling gebeurt, maar enkel een administratieve opvolging van vraag en toezenden van dienstencheques en bijhouden van een gebruikersregister
en het uitbetalen van dienstencheques na controle of de onderneming erkend is. Graag dus een sluitend financieel verslag van de besteding van deze 16,4 miljoen € 'omkaderingskost', en de winstvoet die allicht ook hier aan de orde is. Die zou wel eens hoger dan 20% kunnen liggen.
  
E. En nu de Dienstencheques voor Kinderopvang: een decenter verhaal?
  
Nu Minister Vervotte naar het federale niveau verhuist is kunnen de dienstencheques voor kinderopvang van de band rollen. Hierbij dient opgemerkt dat, voorzover we konden nagaan, geen enkele terugbetaling van 'terugverdien'effecten tav de federale sociale zekerheid zal gebeuren (iets wat Leterme indertijd als 'voorwaarde' stelde) en dat evenmin de belastingsreductie van toepassing is voor 30% van het aankoopbedrag zoals voor de federale dienstencheques. Enkel de 'gewone' belastingsreductie voor kinderopvang is van toepassing.

Zaak is dus dat de kost van de Dienstencheques Kinderopvang, integraal op de Vlaamse begroting ingeschreven wordt en dat zowel de Kinderopvangondernemingen als de gebruikers strikt zullen gecontroleerd worden binnen het goedgekeurde en niet-overstijgbare budget. De lange voorbereidingstijd zal allicht ook ervoor gezorgd hebben dat de bestaande Non-Profitinitiatieven hun 'producten' vernieuwd en aangepast hebben en (eindelijk) met meer dynamiek nieuwe behoeften kwalitatief kunnen beantwoorden.

Dat alles mag niet blind maken voor het feit dat de Dienstencheques voor Kinderopvang de commerciële ondernemingen en het winst-principatie verder in de Non-Profit binnenbrengt, ondanks harde tegenstand vanuit de Non-Profitsector met Walter Cornelis op kop en het Platfoirm voor Solidaire zorg, die uiteindelijk toch moesten buigen voor de deal die de algemene vakbonden vooraf, en uiteindelijk ook achteraf met de politiek gesloten hadden/hebben. Hierbij gebeurt evenwel niets nieuws. In Vlaanderen is er welswaar de nog beperkte aanwezigheid van commerciële rusthuizen en een beperkt segment van kinderopvang (commerciële creches en 'zelfstandige' kinderopvang) uitgebouwd. De NV's en PVBA's waarin medici, paramedici en verpleegkundigen zich op de Non-Profit-markt begeven en de vele vrije beroepsuitoefenaars dienen daar natuurlijk bijgeteld. 

Maar toch benieuwd of in financiering, gebruik, ondernemerschap en 'winst', de Vlaamse dienstencheques een decenter verhaal wordt dan haar federale grotere broer laat zien.

Jan Hertogen, socioloog.