BuG 377– Bericht uit het Gewisse – 24 januari 2018
Is migreren een wit blad voor wie de beslissing neemt te migreren, als verhuizer in z’n eigen land of naar een ander land? Wie migreert neemt z’n bagage mee, z’n culturele achtergrond, z’n ervaringen en mogelijkheden. Wie migreert is dus zelf geen wit blad en waar men naartoe migreert ook niet, met alles wat men tegenkomt tussen droom en daad, de wetten en praktische bezwaren. Evenmin dat de rechtspositie die men heeft of wenst meestal niet vastligt. Migratie is van alle tijden, maar voor sommige migraties heeft men minder oog gehad of ze zijn nogal vlug uit het collectief bewustzijn verdwenen. De migratiegeschiedenis van een land is mede daarom een interessant venster op de eigen geschiedenis en de werkelijkheid zoals ze was, is en kan zijn.
Nergens zijn er daarbij zoveel mythes en ongefundeerde
meningen die voor waar gehouden worden bij zowel de inwoners van
ontvangende landen als bij migranten zelf. Demografie of studie van de
bevolkingsevolutie, is daarbij een essentieel gegeven maar nergens wordt
zo weinig de demografie als wetenschap in rekening gebracht als bij
migratie. Nergens worden zo weinig mythes ontkracht als bij de meningen
over migratie. Nergens is zoveel politiek en ideologisch misbruik, in het
verleden, heden als in toekomstperspectief als bij migratie. Dat komt
ondermeer ook doordat veel demografische gegevens niet ter beschikking
staan, niet worden geanalyseerd en niet in een toekomstperspectief worden
gekaderd. Niet dat we ons daartoe gaan beperken maar in dit artikel zal
het demografisch kader of perspectief nergens ontbreken. Er wordt ook
enkel voortgegaan op publieke en voor ieder toegankelijke bronnen. Er
wordt nooit teruggegrepen naar enquêtes laat staan opiniepeilingen die,
wat migratie en opinies betreft, enkel te vergelijken zijn met de
zoektocht naar het spoor van Roodkapje in het bos, dixit de emeritus van
de migratiewetenschap, Albert Martens. Een 4de vraag is of het verband rechtstreeks of onrechtstreeks is, dwz zijn er intermediaire factoren die van invloed zijn. Een uitgebreid onderzoek dat dit alles in beeld brengt heet een variatie- of variantanalyse met indexen en coëfficiënten waarbij men zich niets meer kan voorstellen. Vandaar volgende restrictie. In deze beschrijving en analyse gaan we voort op het principe dat een vaststelling voorstelbaar moet zijn, men moet ze in z’n hoofd kunnen inbeelden, een gegeven of fenomeen moet men zich kunnen voorstellen om begrijpbaar te zijn[1]. 2. Inleiding
Tussen 1850 en 1940 zijn er honderdduizenden Vlamingen
verhuisd naar Wallonië. Niemand weet juist hoeveel en hun trajecten zijn
nooit in kaart gebracht en gedocumenteerd. Guido Fonteyn, een belangrijke
deskundige terzake, spreekt over mogelijk een miljoen Vlamingen die
verhuisd zijn. Hij baseert zich ondermeer op het aantal Vlaamse namen in
Waalse telefoonboeken, minstens ¼ van de namen zijn ‘Vlaams. Voortgaande
op een analyse van de evolutie van de bevolking in Vlaanderen en in
Wallonië/Brussel zal het aantal volgens onze analyse eerder rond de
600.000 liggen. De Vlaams-Waalse migratie afgemeten aan de migraties in de
volgende decennia in België geeft volgend beeld:
Wat nogal eens uit het oog verloren wordt zijn de migratiebewegingen in WO2. Zelfs als geen rekening gehouden wordt met de honderdduizenden op de vlucht -die op korte termijn is omgekeerd- staat WO2 voor de grootste emigratiebeweging van de laatste honderd jaar op zulke korte tijdsperiode. Ze is enkel te vergelijken met de uitdrijving van 450.000 Hongaarse joden op enkele maanden tijd in 1944 die allen rechtstreeks naar de gaskamers in Auschwitz werden gevoerd voor hun vernietiging. Voor België gaat het hier om 375.000 Belgische arbeiders in Duitsland, waaronder 100.000 op vrijwillige basis. Voor de andere was het dwangarbeid, alhoewel ook voor de vrijwillige arbeiders het dwangregime gold. Bij de 400.000 collaboratiedossiers waren er 65.000 die militaire bijstand leverden, waarvan er 18.000 aan het Oostfront meevochten met de nationaalsocialisten. 2.000 van hen keerden niet terug. 30.258 Belgische joden en 351 Roma en Sinti werden vanuit Mechelen en Drancy gedeporteerd om vernietigd te worden. Voor 28.853 was het een definitie emigratie die eindigde in de gaskamers van Auschwitz. Meer dan 60.000 niet-joodse slachtoffers van het nationaalsocialisme werden gevangen genomen en de meesten werden gedeporteerd naar concentratiekampen en gevangenissen in Duitsland. In tegenstelling tot de joodse slachtoffers werden zij in naoorlogs onderzoek nooit ‘opgelijst’ en is er geen vaststaande info voorhanden om een beeld te geven van hun lijdensweg. Dit hiaat is nog een open wonde die best dringend wordt gedicht. Toch kan men aannemen, op basis van de 58.914 aanvraagdossiers bij de Dienst voor Oorlogsslachtoffers, en bijkomend een niet te schatten aantal slachtoffers die geen dossier meer konden indienen of waarvan de nabestaanden het niet opportuun achtten, dat er 26.000 gedeporteerden en gevangenen niet van de kampen of gevangenissen uit Duitsland terugkeerden. Ook voor hen was hun gedwongen emigratie definitief. Een verdere beschouwing over deze migratiebeweging onder het nationaalsocialisme alsmede een doorlichting van de Belgische samenleving in haar individuele en maatschappelijke kwetsuren is terug te vinden in een Uiteenzetting CGGZ 13/05/2014 in Hasselt voor de Centra voor Geestelijke GezondheidsZorg bij de opening van hun nieuwe website. Onder de titel elke toekomst heeft een verleden wordt ook de euthanasie onder het nationaalsocialisme besproken alsmede de kwetsuren van de oorlog en de migratiebewegingen in België. 4. Een vogelperspectief op de migratie na WO2. Na WO blijven een aantal Duitse krijgsgevangen verplicht en een aantal Polen uit vrije wil hangen in België. In de volkstelling van 1947 werden nog 367.619 vreemdelingen geteld, waaronder 14.067 Duitsers, 84.346 Italianen, 66.416 Fransen, 63.700 Nederlanders, 58.405 Polen als belangrijkste nationaliteiten. Voor WO2 was de Belgwording minimaal en daar zijn ook geen cijfers over. Die komen dus niet mee in beschouwing. Na WO2 kan echter het aantal bijkomende vreemdelingen exact bepaald worden, evenals het aantal Belgwordingen. Met bijkomende vreemdelingen wordt bedoeld het verschil tussen immigratie en emigratie, dus het migratiesaldo. Dat is dus ook het aantal geboorten min het aantal overlijdens bij vreemdelingen, de erkenningen als vluchteling, de regularisaties individueel en collectief, en ook de ambtelijke uitschrijvingen en herinschrijvingen. Iemand wordt ambtelijk geschrapt als hij/zij na drie politiebezoeken niet als woonachtig op een bepaald adres beschouwd wordt en in geen enkele andere gemeente is ingeschreven. Buiten de enkele Syriëstrijders die met veel misbaar werden geschrapt zijn er in België in 2013 51.417 personen met regulier verblijfsrecht geschrapt en als geëmigreerd beschouwd, hiertoe behoren 37.164 vreemdelingen. Deze vreemdelingen worden dus geacht terug naar het buitenland vertrokken te zijn. In elk jaar wordt ook een aantal van deze uitgeschreven en ambtelijk heringeschreven, in 2013 waren dat er 17.537 waarvan 6.526 vreemdelingen. Dus in de vaststelling van het aantal bijkomende vreemdelingen wordt enkel rekening gehouden met het totale saldo van bijkomende vreemdelingen. Na WO2 is er, behoudens in 1 jaar, 1981, geen daling geweest, alhoewel dat toen een kwestie van statistische aanpassing kan geweest zijn. Tussen 1945, bepaald op 375.000 vreemdelingen en 01/01/2014 zijn er bij saldo 1.968.520 of 2 mio vreemdelingen regulier in België bijgekomen. Dat is gemiddeld 28.530 per jaar. In dezelfde periode zijn er evenwel 1.128.874 vreemdelingen Belg geworden zodat er op 01/01/2014 in totaal 1.214.646 vreemdelingen in België woonden. Als een berekening gemaakt wordt van het natuurlijk en migratiesaldo van deze nieuwe Belgen na hun Belgwording dan dienen ongeveer 650.000 inwoners met migratieachtergrond bijgeteld te worden. Het totaal aantal inwoners in België met migratieachtergrond op 01/01/2014, dus vreemdelingen, Belg geworden vreemdelingen en hun nageslacht samengenomen bedroeg 3 mio inwoners of 27% van de Belgische bevolking. Omdat de volkstellingsgegevens (tienjaarlijkse tellingen) vanaf 1947 en enkele decennia vroeger gekend zijn kan een overzicht gegeven worden van de evolutie van de 8 belangrijkste nationaliteiten tussen 1891 en 2014. We geven hier enkel de samentelling van elkeen per nationaliteit met migratieachtergrond.
Als we nog als een vogel naar Brussel kijken mag het in de
geesten doordringen dat in 1960, 2 jaar na de wereldtentoonstelling 1958
in Brussel, 7% van de Brusselse bevolking een migratieachtergrond had. 55
jaar later, in 2015 is dat in een minimale berekening 72% en volgens onze
berekening tussen 75 en 80%. Deze transformatie heeft zich van jaar op
jaar, decennium na decennium voltrokken en is een uiterst vreedzaam proces
geweest. Met 10 à 15 jaren vertraging heeft een zelfde transformatie zich
in Antwerpen afgespeeld, zodat in 2015 in onze (maximale) berekening in
Antwerpen 48% van de bevolking een migratieachtergrond heeft. In de
demografische vooruitzichten van het Planbureau zal België in 2060 voor
minstens de helft uit inwoners met een migratieachtergrond bestaan. En dat
is een evolutie, zowel in Brussel, Antwerpen en België, die het resultaat
is van een demografische evolutie die onontkoombaar en niet beleidsmatig
te beheersen of te sturen is. Het is toegepaste wiskunde die door de
statistiek als demografische wetenschap perfect is op te volgen. Dat de
illusie bestaan heeft, mede door de opstelling van het Vlaams Blok, dat
‚het beleid’ hiervoor verantwoordelijk zou zijn, of dat migratie ook in de
toekomst kan ‚gestuurd’ worden zoals de huidige beleidsvoerders willen
doen geloven, is een wishful thinking dat in het verleden en voor
de huidige samenleving al grote maatschappelijke schade heeft veroorzaakt.
Het racisme dat in Vlaanderen met de paplepel aan de kinderen wordt
ingelepeld is er een spijtige en allesbehalve benijdenswaardige
uitdrukking van. Wie grote groepen uit een bevolking, en zeker kinderen en
jongeren, met haat in de ogen bejegend zal er nog decennia lang een prijs
voor betalen. Ook hier past herstel en genoegdoening, zoals bij elk
traumatisch handelen. Een historisch perspectief is in deze onontbeerlijk.
Enkele jaren geleden is een massief gegevensbestand van 25 MB ons in de schoot gevallen. Voor het definitief weggeklasseerd zou worden is het ons bezorgd door een gewetensvolle medewerker van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Het is nu voor iedereen consulteerbaar langs Loop bevolking 1907-1987 (25 MB). Het omvat de loop van de bevolking voor elke van de 2.681 voorfusiegemeenten, dwz het aantal geboorten en overlijdens en de in- en uitgaande migraties, de binnenlandse en buitenlandse samengeteld, ook de huwelijken en scheidingen en dit vanaf 1907 tot 1987. Dit bestand kan haarfijn ingepast worden in dat van de loop van de bevolking vanaf 1988 tot heden dat we zelf hebben samengesteld. Samen met een ander gegevensbestand met de bevolkingsevoluties per fusiegemeente tussen 1831 en 1907 komt een unieke en nergens anders gepubliceerde gegevensbron tot stand, zie www.npdata.be. Niemand anders zal deze gegevens trouwens nog publiceren of ter beschikking stellen. De demografische wetenschap in België heeft zich in de irrelevantie gewerkt, Quetelet zou zich omdraaien in z’n graf moest hij het weten. De evoluties die we kunnen vaststellen uit deze ‘loop van de bevolking’ hebben we geconfronteerd met de evolutie van de bevolking met migratieachtergrond na WO 2. Door zowel de loop van de bevolking als het aantal en % met migratieachtergrond boven elkaar te leggen kan iedereen nagaan in welke mate de bevolkingsevolutie en –dynamiek samen voorkomt met het evolutie-% van inwoners met migratieachtergrond per gemeente. Ook welke factoren hierop van invloed zijn en welke het gewicht is van het natuurlijk saldo (geboorten-overlijdens) en het migratiesaldo (inkomende en uitgaande verhuis/migratie) in elke gemeente. En van 2014 tot 2030 kan er een prognose gemaakt worden per gemeente op basis van de recente cijfers over bevolkingsevolutie van de studiedienst van de Vlaamse regering, met het natuurlijk, verhuis- en migratiesaldo.
Nooit was er zoveel ter zake zijnd materiaal met zulk een
detail aanwezig en dit voor elke Vlaamse gemeente. Maar toch blijven de
meeste actoren, politici en ook de migranten en hun belangenorganisaties
zich baseren op mythes, zwart-wit-meningen en soms ook wel platitudes. En
zonder dat in de media en vanuit de journalistiek er enig correctief komt
of elementaire gegevens aangebracht worden. Maar niet getreurd, de
bevolkingsdynamieken zijn sterker dan de meningen erover.
Daling van de bevolking hetgeen woningen vrijmaakt die
roepen om bewoning en immigratie. Deze toestand van bevolkingsafname kan
een gevolg zijn van Het omgekeerde, het ‘bewijs van het tegendeel’ is ook waar. Als er geen ontvolking is vastgesteld en dus ook geen vrijkomen van woningen, is de immigratie vanuit het buitenland minimaal of zelfs volledig afwezig of komt pas recent op gang langs de binnenlandse verhuis vanuit de migratiesteden. Vanaf 1990, toch 25 jaar geleden, kan deze evolutie gespecificeerd worden door het verhuissaldo en migratiesaldo apart in beeld te brengen. Daar word duidelijk(er) dat de groei van het % migratieachtergrond vooral samengaat met bevolkingsdaling. Dit vooral als gevolg van een verhoging van binnenlandse uitgaande verhuis uit de gemeente, hetgeen ook wijst op het vrijkomen van woningen. Nog anders gezegd, wanneer het negatief verhuissaldo hoger ligt dan het natuurlijk saldo. Zoals in de meeste steden het geval is zal zelfs de buitenlandse immigratie deze bevolkingsdaling pas na enkele decennia inhalen en omkeren in een bevolkingsstijging. 5.2. Wanneer komen woningen vrij? Bij overlijden, ook al is er een hoger aantal geboorten. Geboorten gebeuren binnen bestaande gezinnen, overlijdens meestal bij oudere bewoners. Daarbij gaat de woning over in handen van nabestaanden of derden die er zelf komen wonen (en zo andere woningen vrijmaken) of ze verhuren aan binnenlandse en buitenlandse verhuizers. Of woningen worden rechtstreeks door immigranten aangekocht, of zijn in eigendom van immigranten en gaan naar nieuwe immigranten over als erfenis. Een bevolkingsdaling is een onmiskenbaar teken dat er woningen vrijkomen. En dat is het enige harde element dat samen voorkomt met de vaststelling van immigratie in een gemeente en de groei er van. Vooral na 1970 zien we in alle grote steden in België een bevolkingsdaling, die in sommige steden al vroeger is ingezet, en dus al vroeger aanleiding geweest is tot immigratie. 5.3. Wanneer haalt de immigratie de bevolkingsdaling in. Bij dalende bevolking en stijgende immigratie duurt het 3 decennia voor de bevolkingsdaling wordt gestopt, dwz voor er een stabilisatie komt in de bevolking en de overgang naar een bevolkingsgroei gemaakt wordt. Na 1970 bv duurt het in alle grote steden tot 2000 voor de bevolkingsdaling wordt gestopt. De daaropvolgende bevolkingsgroei heeft opnieuw enkele decennia nodig om het hoogste bevolkingspeil in een gemeente te bereiken. Het is uitzonderlijk dat zoals in Sint-Jans-Molenbeek het hoogste bevolkingsniveau uit het verleden wordt overstegen. In het district Antwerpen is er bv nog een marge van 100.000 bijkomende inwoners om het niveau van 1922 te bereiken. Antwerpen zal dus nog enkele decennia nodig hebben om langs immigratie haar historische bevolkingspeil te evenaren. 5.4. Er is geen enkel rechtstreeks verband tussen sterk groeiende en continue immigratie en industrieel economische noodzaak. Economische noodzaak is enkel een secundaire reden, als gevolg van bevolkingsdaling. Als een bevolking vermindert kan een tekort aan arbeidskrachten optreden, zoals tussen de 2 wereldoorlogen in enkele Waalse en Limburgse mijngemeenten. Maar economische noodwendigheid zal nooit aanleiding geven tot het vrijmaken of bouwen van nieuwe woningen voor immigranten bv. Bij het vrijkomen van woningen kan dus ook een versterkte behoefte aan arbeidskrachten bestaan. Maar deze contracten met verschillende landen half de 20ste eeuw, vormen maar een beperkt onderdeel van de immigratiebeweging, maximaal 15 tot 20% van de bijkomend in België ingeschreven migranten na WO2. De migratiestroom was al van vroeger op gang gekomen en is daarna tot een veelvoud uitgegroeid. Men kan zich bv afvragen waarom er in 1947 bij de volkstelling 84.346 Italianen woonden in België. Het betreft dan Italianen die vooral in de Waalse mijnen zijn gaan werken. Maar ook hier was dit vooral omdat er een bevolkingsdaling was, en niet omdat de ‘Belgen’ het werk niet meer wilden doen, ze waren er gewoon niet meer. Voor de goede orde, deze bevolkingsdaling kwam ook voort uit het opdrogen van de Vlaamse emigratie een halve eeuw eerder. En in de slipstream van de bevolkingsdaling zijn de Italianen uit de armere gebieden uit Italië naar België gekomen. Deze bevolkingsdaling tussen de 2 wereldoorlogen na 1930 is vast te stellen in Charleroi, La Louvière, Luik en andere mijngemeenten, plaatsen met een nog altijd hoge Italiaanse aanwezigheid. 5.5. Voor immigranten werden nooit sociale woonwijken gebouwd, noch voor de Vlamingen in Wallonië anderhalve eeuw geleden, noch voor de migratie in de 50- en 60 jaren of later (cfr de film Marina waar oude ‘barakken’ van onder de Duitse bezetting goed genoeg waren voor de Italianen op de Meulenberg in Houthalen). De immigranten hebben dus altijd de leegstaande, dikwijls onderkomen woongelegenheden betrokken, juist omdat ze leeg kwamen, en er dientengevolge ook een arbeidsbehoefte aanwezig was.
5.6. De migratiegeschiedenis voor elk van 589
na-fusiegemeenten in beeld gebracht. Voor een 120-tal gemeenten
waaronder alle Brusselse gemeenten, is deze grafische voorstelling in een
set van 6 grafieken nu al consulteerbaar. In een pedagogisch kader kan dit
de diverse dynamieken illustreren en het nadenken stimuleren over hoe de
demografische ontwikkeling in elk dorp, gemeente of stad gebeurd is en hoe
de groei van het % migratieachtergrond daarop kan uitgezet en begrepen
worden. 6. Een illustratie van de migratiegeschiedenis van enkele steden Na deze lange aanloop dringen enkele voorbeelden zich op. Ze illustreren meteen de krachtige functie van wetenschap, demografie en grafiek. Niet voor niets gaat het om demo-grafie. Antwerpen wordt in het geheel van de migratiediscussie van groot belang geacht. Dit mede door de politieke ontwikkelingen in het verleden en de ‘zwarte zondag’ in 1991, waarbij het Vlaams Blok ook in Vlaanderen is doorgebroken om er in juni 2004 haar maximumscore van 24% te behalen. De hoogste score ooit van een extreem-rechtse politieke partij in Europa, Oost-Europese landen inbegrepen. De demografie leert veel over hoe ook dit ‘fenomeen’ historisch en vooral demografisch te begrijpen is. 6.1. Antwerpen. Zoals in vele steden en landen in het verleden is de vlucht van de intellectuele, culturele en economische bovenklasse naar ‘veiliger’ oorden, in dit geval Nederland, een verarming geweest, ondermeer voor Antwerpen. Een vlucht die enkele decennia of soms eeuwen nodig heeft om zich te herstellen, of zelfs nooit kan hersteld worden Daar gaan we hier niet verder op in. De noodzaak voor Antwerpen om een sterke immigratiestroom op gang te brengen om economische redenen kan nergens gevonden worden. Niet in de haven, waar de dokwerkers er al decennia in slagen om ‘die vreemden’ buiten het havenwerk te houden, niet in de elektronica en chemische bedrijven die op hooggeschoolden en de beter verdienenden draaien enz.. Het district Antwerpen liep al jaren leeg en ook in de andere districten kwam er na 1970 een forse ontvolking op gang. De grafiek met de bevolkingsevolutie per district, gereconstrueerd tussen 1831 en 2014 geeft daar een goed beeld van:
Maar wat als we nu voor Antwerpen-stad de evolutie van migratieachtergrond na WO2 leggen op de bevolkingsevolutie vanaf 1831, met aangeven van natuurlijk en verhuis/migratiesaldo vanaf 2007 en het onderscheid verhuis- en migratiesaldo vanaf 1990. Dan komt volgend, voor zichzelf sprekend beeld, tot stand:
Intussen gebeurt in Antwerpen een transformatie van de bevolking van autochtoon naar allochtoon tot 48% in 2014. Ze is begonnen na WO2 en langzaam gestegen tot 20% in 1990. Met een alsmaar dalende bevolking tot 2002 wordt de negatieve bevolkingstrend maar definitief doorbroken wanneer de 2de en 3de generatie uit de migratie het negatieve natuurlijk saldo weet te keren. Maar dan heeft al 30% van de Antwerpenaars een migratieachtergrond. 10 jaar later, in 2010 is dat 40% geworden en in 2014 dus 48%. Maar in elke leeftijdsgroep is dat anders. De integratiemonitor, die trouwens voor elke gemeente is opgemaakt en consulteerbaar is langs Integratiemonitor Vlaanderen 2015, laat over Antwerpen volgende verdeling zien naar leeftijd:
Er hoeft geen tekening bij gemaakt dat de komende 15 jaar alle 65+ zullen overleden zijn en vervangen zijn in de stemgerechtigde leeftijd door de huidige generatie 6 tot 24 jarigen, waarvan 2/3 met migratieachtergrond, die in grote mate stemgerechtigd zullen zijn. Als ingezoomd wordt op de districten in Antwerpen, iets dat mits enig puzzelwerk gemakkelijk te zien is langs de kubussen in de Buurtmonitor Antwerpen 2015 de en gekeken wordt naar de evolutie van het aantal 0-6 jarigen in de Antwerpse Districten, worden nogal wat mensen kortademig:
Deze overzichten zijn gemakkelijk aan te maken per nationaliteit en ook met detail voor 61 buurten in Antwerpen. Een verdere verwerking is te exploreren in BuG 262. Men hoeft echt geen universitaire studies gedaan hebben om deze databank te exploreren, ze staat voor elke burger ter beschikking met zelfs een update op 01/01/2015. Antwerpen beschikt over het meest krachtige demografische instrument van Europa. Alleen kan men betwijfelen of men er zich politiek en beleidsmatig weet van te bedienen. De immigratiecontracten met Italië, Marokko en Turkije zijn niet van invloed op de immigratie en verhuis naar Antwerpen, integendeel, tot 1958 is er een negatief verhuis/migratiesaldo. Na een kleine herneming tot op het niveau van 1950, daalt en stabiliseert dit saldo tot 1968. De bevolkingsstijging tot 1968 is enkel op rekening te schrijven van het natuurlijk saldo, dwz meer geboorten dan overlijdens, het is de naoorlogse babyboom die zich nu aandient voor de pensionering. Na 1968 en een korte tussenstop in 1970 begint de roetsjbaan bergaf voor de Antwerpse bevolking. Vooral wanneer naast het alsmaar groter wordend verhuis/migratiesaldo (lichtblauwe lijn) ook het geboortesaldo negatief wordt vanaf 1977, saldo dat pas in 1995 terug zal stijgen en vanaf 2005 accelereert (zie gele lijn). Tot 2000 zet de bevolkingsdaling zich door en pas na 3 decennia zal de immigratie de bevolkingsdaling inhalen en ombuigen. Dan heeft evenwel al 26% van de Antwerpse bevolking een migratieachtergrond en 15 jaar later, in 2014, 48%. Intussen is ook het % moslims geëvolueerd van 10% in 2000 tot 18% in 2014. Daarmee is al duidelijk aangegeven dat Antwerpen nooit een meerderheid moslims in haar bevolking zal bereiken. Zelfs in de hoogste schatting voor de komende decennia, zal het nooit meer dan 30% zijn, ook moslims sterven als ze oud zijn. Vanaf 1989 kan het verhuis/migratiesaldo gedifferentieerd worden. Het geeft aan hoe de dynamiek in de vorige decennia heeft gespeeld. Wat opvalt is dat de immigratie na 1990 maar een kleine 50.000 nieuwe inwoners heeft ingebracht in Antwerpen en dat er 80.000 uit Antwerpen zijn verhuisd. De bevolkingsgroei vanaf 2000 komt dus uitsluitend op rekening van het natuurlijk saldo dat dus nog altijd in Antwerpen gedeeltelijk het negatief verhuis/migratiesaldo moet compenseren, zelfs de huidige immigratie volstaat daar ook nu maar amper voor. 1991 - Zwarte Zondag Nog voor de immigratie met volle impact Antwerpen van de ontvolking heeft gered kan ‘zwarte zondag’ niet anders beschouwd worden als een wanhoopskreet van een bevolking die niet meer in staat was zelf in haar eigen voortbestaan te voorzien en ook geen vreemde eendjes in de bijt wou. Eigen volk eerst, liever sterven dan overleven met buitenlanders. In feite was ‘Eigen volk eerst’ een roep om immigratie omdat men het zelf niet meer klaren kon. Door haar extreme anti-migratieopstelling heeft het Vlaams Blok deze anti-immigratiestem in Antwerpen en elders politiek monddood gemaakt. Dank zij het Vlaams Blok en later Belang is de migratie zonder veel politiek weerwerk kunnen groeien, en heeft de migratie de Belgische steden van de ondergang kunnen redden, iets wat de vooruitziende politici in de 50-60ger jaren voorzagen en gewild hebben. Enkel wie zich te zeer fixeert op z’n eigen inadequate lezing van de werkelijkheid wordt blind voor wat het ‘eigen belang’ is van een volk. Het nationalisme, nationaalsocialisme en het fascisme zijn daarin altijd antwoorden die de bevolking misleiden en van het eigen belang vervreemden. En dat is nu in feite niet anders als naar de toekomst gekeken wordt. Dezelfde machteloze kreet wordt ook geslaakt in Duitsland door Pegida. Duitsland staat voor een massa-immigratie wil de Duitse welvaartsstaat nog enige toekomst hebben, zie BuG 267, Duitse economie staat voor fatale catastrofe. Het is typisch voor een bevolking die niet zelf meer voor haar reproductie kan instaan om liever te verdwijnen dan met ‚vreemde elementen’ te overleven, "liever dood dan bruin", een wanhoopskreet. Bedenkelijker wordt het als een gemeente als Heist op den Berg dat 3,8% inwoners met migratieachtergrond telt, % dat laag zal blijven wegens bevolkingstijging, Pegida achternaloopt. In Turnhout bv staat men voor een andere situatie: de bevolkingsdaling vanaf 1970 is wel aanleiding geweest tot immigratie. In de gehele Antwerpse Kempen en ook Noord-Antwerpen met Brasschaat en Schilde, zullen trouwens de komende decennia meer dan elders huizen vrijkomen wegens veroudering van de bevolking. Waar vroeger de Kempenaars emigreerden naar buitenland, Brussel of Wallonië, zullen ze nu voor het eerst in hun geschiedenis met forse(re) immigratie te maken krijgen zowel vanuit het binnen- als buitenland, juist omwille van hun demografische evolutie.
Turnhout
De pil van Ferdinand Peeters Een andere overweging is dat als gezinnen kiezen voor 1 of 2 kinderen, een vruchtbaarheidscijfer van gemiddeld 1,85 per vrouw, een samenleving niet zelf meer voor haar overleven en voor haar welvaart kan instaan. Dit laag geboortecijfer brengt automatisch de keuze mee voor immigratie en dit ook op langere termijn en in een stijgend ritme. Minder kinderen krijgen en immigratie beperken of uitsluiten betekent de keuze voor de eigen desintegratie en uiteindelijk vernietiging. Het is zich in de situatie zetten van de neanderthaler die ook om sociale en maatschappelijke redenen niet tot een mens geleid heeft zoals we die nu kennen.
De politieke wanhoop die in 1991 in Antwerpen tot uiting
kwam groeide uit tot bijna 40% van de stemmen van een alsmaar kleiner
worden groep stemgerechtigde Antwerpenaars voor het Vlaams Blok. Het
betekende/betekent een blijvend kwetsuur voor ’t Stad, heeft onnoemelijke
schade toegebracht en heeft migranten decennia uitgesloten en getekend
door hen (nog altijd) niet als ‚gelijken’, als medeburgers te beschouwen.
Antwerpen is illustratief voor een bevolking die blind is voor haar eigen
ondergang en niet duldt dat vanuit de immigratie op een volledig legale
wijze de bestaande woonruimte wordt ingenomen en men zich definitief in de
nieuwe omgeving vestigt. Het ‚racisme’ dat hier onontkoombaar aan
verbonden is brengt meer schade toe dan men zich kan voorstellen. Rachida
Aziz geeft daarop een accurate commentaar in haar
Opinie in De Standaard van 12/06/2015. 6.2. Brussels gewest Het Brussels gewest is de 2de case, interessant ook omdat daar het geschetste migratiepatroon nog sterker zichtbaar wordt. In 1970 had 20% van de Brusselse bevolking een migratieachtergrond. Dit bevolkingsdeel bestond vooral uit ‘vreemdelingen’ aangevuld met een beperkt aantal ‘genaturaliseerden’. In 2000 was hun aandeel al uitgegroeid tot 53% om in 2010 73% te bedragen en in 2014 79%, in een maximale berekening. In de fiche met 6 grafieken wordt ook de evolutie van de laatste 25 jaar in beeld gebracht, hetgeen een duidelijker beeld geeft van de evoluties:
Voor elk van de 19 Brusselse gemeenten zijn gelijkaardige grafieken beschikbaar. Met Brussel-stad pikken we er eentje uit:
Brussel stad
Ter info nog aangeven dat van de 167.537 inwoners in 2012 er 15.252 loontrekkend werk hadden in Brussel-stad zelf en 26.239 buiten de gemeente. 17.244 waren werkloos. Maar elke dag kwamen ook 206.402 werknemers van buiten de gemeente in Brussel-stad werken. Door een groeiende arbeidsschaarste in Vlaanderen zal men noodgedwongen moeten toelaten dat meer en meer Brusselaars werk, ook overheidswerk, in hun eigen stad en gewest zullen vinden. Ook dat staat in de demografische sterren geschreven. 6.3. Limburg, immigratie in Genk
Omdat Limburg in Vlaanderen omwille van de mijnen als de
immigratieprovincie geldt, met oude en nieuwe immigraties, is een nadere
beschouwing allicht leerrijk. Het voorbeeld van Genk.
Als evenwel gans Limburg als geheel genomen wordt zien we een verhuis/immigratiesaldo na WO2 dat volledig stabiel is met een langzaam stijgend migratiesaldo dat pas na 2000 versterkt. De bevolkingsstijging in Limburg is uitsluitend het gevolg van het natuurlijk saldo, enkel vanaf 2000 komt de immigratie als versterkende factor naar boven.
Limburg
6.4. Set van 6 grafieken voor 100 gemeenten in België Een bespreking van meer steden en gemeenten zou ons te ver leiden. Ten behoeve van de lezers van dit artikel hebben we voor België, de gewesten, provincies en 100 gemeenten en steden in België deze migratie-evolutie toegankelijk gemaakt in een set van 6 grafieken en op het internet gepubliceerd. Dat is dus een primeur. Vanuit de linken kan men dit materiaal rechtstreeks raadplegen, in een vorm die aangepast is voor tablets.
Zonder hier uitgebreid op in te gaan kunnen op de site Vlaanderen – projecties 2030 en de Loop van de Bevolking tot 2030 voor elke gemeente in Vlaanderen de gegevens bijeengezocht worden om de evolutie van de migratieachterond tot 2030 te berekenen en te bekijken. We nemen hier het voorbeeld van Antwerpen, dus de gegevens van npdata tot 2014, aangevuld met de projectie van de studiedienst van de Vlaamse regering: 8. Toepassingen naar de toekomst Het zoeken naar aanknopingspunten van migratie met noodwendigheden of perspectieven in de toekomst kan diverse wegen bewandelen. Wat is de voorzienbare leegstand van woningen in gemeenten en steden in België, wat is de mate van eigendom van huizen per gemeente, wanneer zijn de huizen gebouwd, waar kan binnenlandse en buitenlandse migratie zich naar richten. Langs Bevolkingsevolutie per gemeente 1831-2014 kan voor elke gemeente nagegaan welk de bevolkingsevolutie geweest is. Langs de Loop van de bevolking per gemeente 1989-2013 kunnen de overlijdens nagegaan worden. Hoe hoger de overlijdens, en de dynamiek ervan, hoe groter het aantal vrijkomende woningen, zeker in combinatie met een negatief verhuissaldo, ook terug te vinden in dezelfde tabel. En ook de leeftijdsverdeling per gemeente, in leeftijdscategorieën per 5 jaar geeft uitzicht op de toekomst, de wisseling van generaties en de mate waarin een oudere bevolking niet (meer) vervangen wordt door een jongere bevolking. Het % 65+ in de verschillende gemeenten geeft daar een aanduiding van, cfr tabel Bevolking Leeftijd 2014 Belgen en Vreemdelingen. Het % kan uitgezet worden op kaart, %65+ van laag naar hoog, kleur van groen naar bruin/rood, langs volgende linken te activeren op het internet met onderscheid Belgen, Vreemdelingen en Totaal. Op internet kunnen langs deze linken de kaartjes vergroot worden voor een groter detail.
Allemaal materiaal dat ons te ver zou voeren om hier te exploreren en te exploiteren. Maar het materiaal bestaat en is in ruime mate op www.npdata.be gevaloriseerd op internet. 9. De alsmaar groeiende krapte op de Belgische arbeidsmarkt, de generatiewisseling Een specifiek(er) punt dat de aandacht verdient uit migratie-oogpunt is de generatiewisseling van de babyboomers door jongere instromers op de arbeidsmarkt. Langs het saldo van de generatiewisseling kan nagegaan of dit positief of negatief is en in welke mate, door te berekenen hoeveel % van de uitstromers door jongere instromers vervangen zullen worden de komende 15 jaar. Voor een gegeven jaar wordt dan nagegaan in welke mate de 50-64 jarigen van dat jaar vervangen zullen worden door de 10-24 jarigen en dit op een termijn van 15 jaar. Doordat het telkens bevolkingsgroepen zijn van 15 leeftijdsjaren wordt de toekomst van deze wisseling door de effectieve bevolking in dat jaar samengevat en in beeld gebracht. Deze berekening houdt nog geen rekening met eventuele toekomstige migratie in de volgende 15 jaar, maar het kader wordt geschetst zonder dat geboorten nog voor een correctief te zorgen. Naar het verleden toe kan voor elk jaar de effectieve generatiewisseling berekend worden en jaar na jaar gekeken hoe deze evolueert. Ook na 2015 kan verder gekeken worden en kan de berekening gebeuren voor de volgende 10 jaar, dwz van 2015 tot 2024 dwz vanaf 2025 kijkend naar 2040 door ook de geboorten van 0-9 in rekening te brengen. Ook hier hebben de geboorten de komende jaren geen enkele impact op de actieve bevolking.
In 2 grafieken wordt dat duidelijk: België Als dit saldo omgezet wordt in een % kan men het zetten naast een gelijkaardig berekend saldo in andere landen, we beperken deze vergelijking hier tot Duitsland. Voor wie nog moest twijfelen aan de dramatische toestand waarvoor Duitsland staat moet zich realiseren dat het tekort op de generatiewissel nu al 30% bedraagt, berekend voor de komende 15 jaren en meer dan -40% zal bedragen vanaf 2020. Ook in België zal het tekort aangroeien tot bijna 20%. %
verschil generatiewisseling België en Duitsland
Zelfs met de activering van meisjes en vrouwen uit de migratie die omwille van economische noodzaak de keuze zullen krijgen een hoofddoek te dragen, en bij een alsmaar verminderende instroom van jongeren in de tewerkstelling, waar een alsmaar grotere groep babyboomers de plaats zal ruimen, zal de lopende immigratie niet voldoende blijken om aan de arbeidsbehoeften in België te voldoen. Doordat landelijke en ook kleinere gemeenten een bevolkingsdaling zullen kennen, West-Vlaanderen, de Kempen en Limburg voorop, zal er binnenlands een verhoogde verhuisactiviteit zijn van oude migraties naar landelijke gebieden en van nieuwe immigraties naar de steden waar voortdurend huizen zullen vrijkomen. Ook de pendelbewegingen gaan drastisch kunnen wijzigen. Doordat vooral Vlaanderen niet meer in de eigen arbeidsbehoeften kan voorzien zal de pendel naar Brussel afnemen en/of vervangen worden door nieuwe Belgen die van hun nieuwe thuis op het platteland naar Brussel zullen sporen. Dit langs de nieuwe geëlektrificeerde sporen die vooral de Kempen en Limburg zullen bedienen. Dat staat niet in de sterren geschreven maar is simpel af te lezen uit de analyse van de negatieve generatiewisseling, die trouwens voor het eerst na de oorlog op negatief is gekomen. Deze evolutie is nu beetje bij beetje op gang. Ze laat zich nu al aflezen uit de verminderende werkloosheid vooral bij de jongeren, ook in Brussel, nog voor de economische activiteit al echt heeft kunnen hernemen. Het beleid van vermindering van werkloosheidsuitkering en doorschuiving naar bestaanszekerheid is achterhaald en niet relevant naar de toekomst. De komende regering zal werk hebben om dit allemaal te corrigeren en terug op het toekomstgerichte spoor te zetten.
Daarbij zal het de economie zijn die jongeren met
migratieachtergrond in de tewerkstelling zal opzuigen, en komaf zal maken
met de al decennia durende discriminaties en uitsluitingen op de
arbeidsmarkt. En de komende 15 jaar zullen 5 generaties bachelors en 4
generaties masters afstuderen. Zij zullen alle kwalificaties leveren, van
welke kleur of achtergrond de afgestudeerden ook zijn. Ook het
lerarenkorps zal adequater dan voorheen alle leerlingen op gelijke basis
kansen geven. Wie nu om besparingen roept, zeker in de sociale zekerheid, of wie de markt en de privatisering van overheidsdiensten en tewerkstelling als credo heeft, spreekt de taal van de verliezer, van wie nog de meubelen wil redden voor de marktsector. De toekomst is aan het groeiend aandeel van de publieke dienstverlening en overheidstewerkstelling die nu al 45,8% van alle loontrekkende tewerkstelling omvat en alsmaar verder zal groeien. Het is trouwens langs deze groeiende overheidstewerkstelling en de hoge loonkost dat de staat ook alsmaar middelen zal krijgen voor haar opdrachten, want daar worden nog de volle sociale lasten en belastingen op betaald. Niet zoals bij de “ondernemingen” die langs de belastingsvermindering in het verleden zorgden voor een alsmaar groeiende knauw in de staatshuishouding met hun negatieve belastingen.
Wat juist het gewicht van nieuwe immigratie zal zijn, is
moeilijk in te schatten. De oude zal zich meer dan nu verankeren en
politiek gewicht ontwikkelen. De nieuwe zal in betere omstandigheden dan
tot nu toe in het onderwijs opgevangen en gekwalificeerd worden en zich
inschakelen in de alsmaar groter worden behoefte aan hun arbeidskracht.
[1] Een voorbeeld uit de werkloosheid kan duidelijk maken hoe het moet en niet moet. Het % werklozen op een bevolking kan men zich voorstellen, het is het aantal werklozen op de bevolking. De werkloosheidsgraad niet, want dit is een % van een %, dwz het % werklozen op de beroepsbevolking wat op haar beurt een % is samengesteld uit de samentelling van het % werkenden en het % werklozen op een bevolking. De werkloosheidsgraad is daarom een niet-aangepast en best te mijden meetinstrument. Zeker als het jeugdwerkloosheid betreft omdat het bv geen rekening houdt met de studenten of andere niet actieven die bij de -25 jarigen meer dan 70% van de bevolking bedragen. Een werkloosheidsgraad van 23% bij -25 jarigen, slaat dan terug op 30% van de bevolking, dwz 23% van die 30% beroepsbevolking vertegenwoordigen in feite maar 7% van de bevolking van 15-24 jaar. Percentages worden dus in het verdere verloop altijd berekend op de bevolking. |