Samenvatting:
Uit gegevens van de Enquête naar de
arbeidskrachten (NIS EAK) blijkt dat niet alleen de werkloosheid, maar
ook de niet-activiteit bijzonder hoog is bij verschillende groepen
vreemdelingen in België. In deze paper wordt nagegaan in welke mate het
behaalde diploma, discriminatie en andere factoren deze situatie kunnen
verklaren. Ook wordt gezocht naar de mogelijke oplossingen gegeven de
beroepen waarin vreemdelingen wel werk vinden.Ondanks het feit dat het
slechts om een steekproef van iets meer dan 1% van de bevolking op
beroepsactieve leeftijd gaat, biedt de enquête naar de arbeidskrachten
een inzicht in de arbeidsmarktsituatie van vreemdelingen in België. De
nationaliteit, of het geboorteland (binnen de groep Belgen) blijkt een
zo sterk criterium bij de bepaling van acti-viteitgraad,
werkloosheidsgraad of opleidingsniveau dat de verschillen meestal
significant zijn, ook bij kleinere groepen. De verschillen in
werkloosheid en activiteitsgraad tussen de beschouwde groepen
nationaliteiten bestaan in de drie gewesten. De werkloosheidsgraad van
Turken en Marokkanen nam relatief sterk toe tussen 2001 en 2002. Dat kan
het gevolg zijn van een grotere gevoeligheid aan een verslechtering van
de conjunctuur, maar ook van een proces van naturalisering waarbij de
vreemdelingen met de meeste kansen op de arbeidsmarkt eerder opteren
voor de Belgische nationaliteit.
Marokkanen en Turken, en vele niet EU-vreemdelingen hebben een reële
achterstand in menselijk kapitaal, die duidelijk wordt als men kijkt
naar het opleidingsniveau. Het behalen van een diploma hoger secundair
of hoger onderwijs verhoogt de jobkansen voor allochtonen, maar vlakt de
verschillen met de Belgen niet uit: de nationaliteit en het land van
herkomst heeft meer effect op de kans op werkloosheid dan het
opleidingsniveau. Achterstelling en discriminatie spelen mogelijk een
belangrijker rol in het verkleinen van de tewerkstellingskansen van
Marokkaanse en Turkse mannen en vrouwen dan velen voor mogelijk houden.
De erg hoge inactiviteit van Marokkaanse en Turkse vrouwen en de
relatief grote inactiviteit bij Marokkaanse en Turkse mannen is een
onderbelicht probleem dat meer aandacht van de beleidsmakers verdient.
Marokkanen en Turken zijn erin geslaagd om werk te vinden buiten de
traditionele sectoren van tewerkstelling, maar hun tewerkstelling blijkt
nog in sterke gericht naar het beroep van ongeschoolde of geschoolde
arbeider.
Uit het bovenstaande volgt dat, wil men echt de tewerkstellingskansen
van de kinderen van Turkse en Marokkaanse immigranten in België
verhogen, zowel hun achterstand inzake menselijk kapitaal als de
discriminatie moet aangepakt worden. Waarschijnlijk is enkel een
gelijktijdige aanpak van beide fenomenen efficiënt. Als men enkel het
probleem van discriminatie aanpakt (bijvoorbeeld via de strafrechtelijke
weg, via positieve discriminatie of quota’s), dan zullen werkgevers en
Belgen stellen dat er wel degelijk een achterstand is, en dat dit de
reden is waarom geen allochtone jongeren aangeworven worden. Enkel de
nadruk leggen op het wegwerken van de achterstand is echter duur en
vereist ook de medewerking van de allochtone jongeren zélf. Als die
overtuigd zijn dat zij met meer te studeren nauwelijks meer kansen
hebben, is er een motivatieprobleem. Op korte termijn zou het kunnen
helpen werkgevers die zelf cursussen Nederlands of Frans geven te
ondersteunen.
Dit alles mag niet doen vergeten dat heel wat allochtonen er ondanks de
discriminatie toch in slagen werk te vinden. Ook belangrijk is de
vaststelling dat Turkse en Marokkaanse vrouwen, ondanks hun betere
opleiding en ondanks de minder felle discriminatie tegen deze groep (in
vergelijking met de mannen) toch duidelijk minder actief en minder
tewerkgesteld zijn dan de mannen uit hun nationale groep. Een campagne
die gericht is op de tewerkstelling van allochtone vrouwen, zowel jonge
vrouwen als thuiswerkende echtgenotes van immigranten, zou dan ook
sneller effect kunnen hebben dan één gericht op de tewerkstelling van
allochtone mannen.
Download
het artikel (PDF - 273 KB). Het artikel verscheen tevens in het
Kwartaalschrift Economie (Nummer 2, 2005). Andere gerelateerde studies
zijn "Statistische
discriminatie van allochtonen op jobmarkten met rigide lonen"
van dezelfde auteur, "Hoe
vreemd is vreemd op de arbeidsmarkt ? Over de allochtone arbeidskrachten
in België" van Liesbet Okkerse en Anja Termote, "De
immigratie in België. Aantallen, stromen en arbeidsmarkt" van
de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en "Discrimination
in access to employment on grounds of foreign origin : the case of
Belgium" van Peter ARRIJN (IISA), Serge FELD (ULg-Gresp) en
André NAYER (ULB-CeRP). |