“Van
de Turkse en Marokkaanse vrouwen
tussen 15 en 64 jaar in dit land is nauwelijks elf procent aan het werk”
zo stelt Turtelboom van de VLD in Het Nieuwsblad van zondag
2/4/06. De anderen zijn ‘niet actief’ waarvan sommigen door hun
mannen het werken belet wordt. Het verwondert Turtelboom dat
hierover geen debat woedt in tegenstelling tot Nederland en de
Scandinavische landen. Werkende migrantenvrouwen kunnen daarbij andere
waardepatronen aan allochtone probleemjongeren meegeven. Je kan je
afvragen of je die 79% huisvrouwen ”niet
moet dwingen de taal te leren. En wie werkloos is en een job weigert om
culturele redenen mag geen werkloosheidsuitkering of leefloon meer
krijgen” zo besluit Turtelboom.
Turtelboom herleidt aldus de
werkelijkheid tot wat zij erin wil zien en komt op alle aangehaalde
punten tot de omgekeerde vaststelling van Bart van den Cruyce van het
Planbureau, uitvoerder van het onderzoek waaruit Turtelboom citeert.
Want de percentages en gegevens waarop Turtelboom zich baseert komen uit
“De ongebruikte arbeidsreserve
van vreemdelingen in België”, een artikel verschenen in het Kwartaalschrift
Economie nr.
2/2005 en dat te vinden is langs de NIS-digitale
Bibliotheek of langs Arbeidssituatie
Belg en vreemdeling 2002. In dit
artikel wordt een genuanceerd beeld opgehangen van de arbeidssituatie
van Belgen en vreemdelingen voortgaande op de Enquête naar de
Arbeidskrachten van 2002, uitgevoerd door het NIS.
Turtelboom
bestaat het evenwel om de resultaten van dat onderzoek te ge(mis)bruiken
zonder er naar te refereren en de conclusies van de wetenschapper niet
te vermelden of te negeren.
Want wat zegt Turtelboom niet en waar verdraait zij de conclusies?
1. Turtelboom verzwijgt dat
het onderzoek enkel om ‘vreemdelingen’
gaat. Dat is straf omdat de titel van het artikel dit uitdrukkelijk
vermeldt. Zij spreekt alleen maar over ‘migrantenvrouwen’ en
allochtonen’ zodat zij doet veronderstellen dat het ook om de nieuwe
Belgen gaat. Voor haar zijn maar 11% van alle allochtone vrouwen van
Marokkaanse en Turkse afkomst tewerkgesteld. In feite is slechts een
kwart van de Marokkaanse en Turkse vrouwen nog vreemdeling. 76% van alle
Marokkaanse vrouwen en 79% van alle Turkse vrouwen is intussen Belg
geworden. Van de nieuwe Belgen, dus driekwart van de groep war
Turtelboom het over heeft, zegt de onderzoeker van het Planbureau ”dat zij wel degelijk een hogere activiteits- en tewerkstellingsgraad
hebben dan hun vroegere landgenoten”. Van
hen is 49% beroepsactief waarvan 42 %werkend. Het Belg worden heeft dus
een uiterst positieve invloed op werkzaamheid en integratie stelt van
den Cruyce vast.
2.
Uit zijn onderzoek blijkt dat naast de 11% tewerkstelling er 11%
werkloosheid bestaat volgens de AIB-definitie die voortgaat op
effectieve beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. 78% is dus
‘niet-actief’, dat zijn huisvrouwen zegt Turtelboom. Dit zijn
confronterende cijfers die Turtelboom evenwel enkel gebruikt om haar
‘voor’oordeel te voeden zodat zij blind wordt voor de echte
betekenis van deze cijfers:
2.1
Turtelboom ‘vergeet’ dat van de 79% niet-actieven 17% student is en
onderwijs volgt. Dit is geen onbelangrijk detail ook al blijft nog 61%
niet-actieven over bij deze ‘vreemdelingen’ die ondermeer vooral de
nieuwe migranten omvat die nu langs de inburgerring’ hun positie in de
samenleving nog moet verwerven. Dit cijfer zakt tot 27%
van de “in het buitenland geboren Belgen”, de nieuwe Belgen dus die
waarvan de meerderheid Marokkaanse en Turkse vrouwen zijn.
2.2
Dat maar 10% van deze vrouwen werkloos is betekend ook dat 61% niet
beschikbaar zou zijn voor de arbeidsmarkt en geen vervangingsinkomen
verwerft uit de RSZ. Deze vrouwelijke Marokkaanse en Turkse
vreemdelingen vallen dus buiten de actieradius van de VDAB en de
tewerkstellingsactie. Bart van den Cruyce stelt de noodzaak aan een
doelgerichte actie naar deze groep als hoofdconclusie van zijn
onderzoek. Dit vaststellen zou pas een moedig signaal geweest zijn van
Turtelboom. Haar conclusie is evenwel gericht op het ontnemen van
werkloosheidsvergoeding en leefloon op culturele gronden en in feite een
uitstoot uit de beroepsbevolking van de beperkte groep die zich nu reeds
beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt.
2.3
De onderzoeker wenst dat bij dit alles niet mag vergeten worden dat
“heel wat allochtonen ondanks de discriminatie er toch in slagen werk
te vinden”. Twee derde van de beroepsactieve Marokkaanse en Turkse
mannen en de helft van de beroepsactieve Marokkaanse en Turkse
vrouwelijke vreemdelingen zijn aan het werk. Bij de vrouwelijke nieuwe
Belgen werkt zelfs 85% van alle beroepsactieven (=werkenden+werklozen).
Belg worden én beroepsactief worden (hetzij werkend, hetzij werkloos)
zijn dus hét recept voor een grotere activiteitsgraad van Marokkaanse
en Turkse vrouwen in de mate de vrije keuze van de Marokkaanse en Turkse
vrouw gerespecteerd wordt, want daar heeft Turtelboom het niét over. En
schuilt in deze groep ook geen aanzienlijke arbeidsreserve die beetje
bij beetje de komende decennia zal vrijkomen – een ‘godsgeschenk’
in het perspectief van de stijgende arbeidsbehoeften die pas binnen
15 jaar hun volle omvang zullen bereiken.
Het NIS heeft ons een update van de arbeidsituatie en nationaliteit voor
2004 beloofd zodat wij kortelings de gegevens van Bart van den Cruyce
kunnen actualiseren.
De samenvatting van de gegevens van Van den Cruyce en zijn artikel zijn
ook te consulteren op Arbeidssituatie
Belg en vreemdeling 2002 met een nieuwe door ons grafisch verwerkt
beeld van de diverse arbeids- en activiteitssituaties naar geslacht voor
-
Belgen in
België geboren en Belgen in het buitenland geboren,
-
De
vreemdelingen uit Europese landen, de Marokkaanse/Turkse vreemdelingen,
andere niet-Europese landen landen en totaal
Jan
Hertogen
, socioloog
|