Elders gepubliceerde bijdragen:

Ich bin kein Berliner - Deel 1
Ich bin kein Berliner - Deel 2
Brussel deze Week: Brussel over 25 jaar
 

BuG 98 - Bericht uit het Gewisse 25-08-2008 Printversie (10p)

Loonspanning van 1.75 in de Vlaamse Welzijnssector is uniek
Barema's in alle functies stijgen van beginwedde tot eindwedde met 75%
Syndicale realisatie van dit baremieke stelsel begon 20 jaar geleden

Ook voor verpleegkundigen A1 in zieken- en rusthuizen is loonspanning 1.76
Voor verzorgenden in de federale gezondheidszorg is dit evenwel maar 1.41 
Ook vlakke loopbaan voor hoofdverpleegkundigen met 1.43 loonspanning
Gemiddeld 3% baremieke anciënniteitsverhoging per jaar in Welzijn/Cultuur
Voor verzorgenden in Federale Gezondheidszorg is dit gemiddeld 1,7%
In het PC 319.01 maar één statuut: alle arbeiders zijn bediende geworden

Documentatie: 
-
Barema's Non-Profit, Verbond Sociale Ondernemingen voor PC 319.01, PC 330 en PC 331
- Rapport Hoge Raad voor de Tewerkstelling 2004 ondermeer over loonspanning (2,5 MB)
- Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060 NIS/FPB (3 MB) Gedetailleerde tabellen 2007-2060

Vooraf: de inzet

De samenleving heeft de komende decennia nood aan voldoende zorgpersoneel evenals arbeiders en bedienden om de voorzieningen logistiek en administratief te runnen. Met de regelmaat van een klok wordt de bezorgdheid geuit voldoende personeel te vinden en jongeren aan te trekken om deze 'uitdaging van de vergrijzing' op te vangen. En tot nu toe lukt dit aardig. Het personeelsstatuut in de Welzijns- en Culturele sector en de Vlaamse Gezondheidszorg (Kinderopvang) zou wel eens de belangrijkste factor kunnen zijn om voortdurende nieuwe jongeren voor de zeer diverse welzijns- en zorgberoepen te interesseren. Een nergens anders geziene loonspanning van 1.75 voor alle beroepen, de eenvormigheid van statuut (de 'arbeiders' werken als bediende), en de reductie van loonspanning tussen de diverse functies (maximum 2.00 verschil laagste en hoogste barema op alle anciënniteitsniveau's) zijn de beste waarborg voor een voortdurende input van jongeren, zowel als van oudere werknemers die in de Welzijnssectoren zich nog financieel kunnen verbeteren in vergelijking met andere sectoren of hun vroeger werk. Het is tevens een belangrijke factor om, zeker in de Welzijnszorg, de vroegtijdige uitval van ouderen te voorkomen. De Non-Profit is daardoor de enige sector, mede door de gunstige eindeloopbaanregeling met 36 dagen bijkomend verlof vanaf 55 jaar, waar de oudere werknemers aan het werk bijven. 
 
De welzijns- en gezondheidssectoren zullen de komende decennia, naast vervoer en politie tevens, belangrijke puntsectoren worden voor tewerkstelling van allochtonen, niet in het minst van vrouwen met de kinderen uit huis, de nieuwe generaties en nieuwe immigranten. De recent gepubliceerde bevolkingsvooruitzichten 2007-2060 door het NIS/FPB en de zeer gedetailleerde tabellen laten daar geen enkele twijfel over bestaan.

Om de aantrekkingskracht van de welzijns- en gezondheidsberoepen te verhogen en loon naar werken blijvend te verzekeren kan er altijd wat bij:
- de verdere realisatie van de volledige dertiende maand voor alle personeelsleden
- de verdere uitbouw van de einde loopbaanregeling naar 48 dagen bijkomend verlof vanaf 58 jaar en 72 dagen vanaf 60 jaar
- het doortrekken van de tweejaarlijkse baremieke verhogingen tot het einde van de loopbaan 
- de harmonisering van lonen en wedden tussen de Federale Gezondsheidszorg en de Vlaamse Welzijnsbarema's. In deze BuG wordt ingegaan op het baremieke statuut en de loonspanning binnen en tussen enkele functies in de Welzijns- en Gezondheidssector.
 

Loonspanning binnen en tussen barema's

 
De loonspanning binnen een barema is het verschil tussen begin- en eindwedde binnen het barema. De loonspanning wordt meestal aangeduid met een coëfficiënt: [1+(verschil eind- en beginwedde)/beginwedde]. Aan index juni 2008 is in de Welzijnssector b.v. de bruto beginwedde per maand op 21 jaar voor een bachelor (Opvoeder klasse 1, maatschappelijk werker, verpleegkunde A1) 1.936€. Na 25 jaren anciënniteit is deze wedde 3.385€, of een stijging met 75%. De loonspanning bedraagt dus [1+(3.385€-1.936€)/1.936€]=1.75. In deze bedragen is geen rekening gehouden met de haard-en standplaatsvergoeding, de eindejaarspremie of de toeslagen voor onregelmatige prestaties, het betreft dus enkel het baremieke deel van de wedde.
 
Doordat in de Welzijns- en Culturele sector alsmede in de Vlaamse gezondheidszorg (kinderopvang) alle barema's evenwijdig lopen met het bachelorbarema, is de loonspanning voor alle barema's gelijk, nl. 1.75. (Hoofopvoeders en opvoedersgroepschef starten hoger omdat zij een hogere beginverdienste behielden uithet oude stelsel, zij hebben dus een lagere loonspanning - zie infra).
 
De Vlaamse welzijnssector is met 1.75 loonspanning uniek in vergelijking met alle andere sectoren

 
In het rapport 2004 (2,5 MB .pdf) van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid wordt verslag gegeven van een onderzoek van het Ministerie van Werk naar de loonspanning in de verschillende Paritaire comités. Nagegaan wordt welke de gemiddelde loonspanning is voor de verschillende functies bij arbeiders en bedienden in de paritaire comités.
 
Loonspanning bij de arbeiders in enkele PC's - Link naar Lijst Paritaire Comités

De loonspanningcoëfficiënt in onze berekening dient vermeninigvuldigd met 100 om vergeleken te worden met de gegevens uit het HRW-rapport 2004. 


Opvallend is de loonspanning van 1.74 in het Paritaire Comité 318.01, de Gezinshulp in de Vlaamse gemeenschap. Vanaf het Vlaams Interprofessioneel akkoord van 2000 zijn de barema's in de Welzijnssector geharmoniseerd en gelijkgesteld aan het P.C. 319 van de opvoedings-en huisvestingsinstellingen (De in het HRW rapport verwerkte gegevens zijn blijkbaar geupdated voor 2000). Het PC 319.02 van de Opvoedingssector in de Franstalige gemeenschap heeft nog de zeer lage 'oude' loonspanning voor arbeiders van 1.23.
 
Het PC 310 (Banken) met 1.53 en PC 304 (Vermakelijkheidsbedrijven) met 1.50 scoren relatief hoog als loonspanning voor arbeiders. 
 
Loonspanning bij de bedienden in enkele PC's -
Link naar Lijst Paritaire Comité

De barema's van de bedienden in het P.C. 319.01 (Opvoedings- en Huisvesting in de Vlaamse gemeenschap) is 1.70 en in de Franse gemeenschap (PC 319.02) 1.48, gevoelig lager dan in de Vlaamse gemeenschap. In de Federale gezondheidszorg (ziekenhuizen PC 305.01en rusthuizen PC 305.02) bedraagt de loonspanning 1.52 
 
De loonspanning ligt ook nog boven de 1.50 voor het PC 304 (Vermakelijksheidsbedrijven),  PC 307 (Verzekeringen), PC 308 (Lening-, kapitalisatiebedrijven), PC 309 (Beursvennootschappen), PC 310 (Banken), PC 211(Petroleumbedrijven) en PC 226 (Handel, Vervoer)
  
Volgens een onderzoek van het NIS uit 1999 bedraagt de gemiddelde loonspanning in België (hier de verhouding gemiddeld maandloon 55+ en dit van 25-29 jarigen) 1.54. De federale gezondheidssectoren bevinden zich met 1.52 rond het Belgische gemiddelde (uitzondering voor verpleegkundigen A1 met 1.76 loonspanning, voortgaande op hun effectief barema).
 
Gemiddelde Europese loonspanning van 1.34: de 'leeftijd'anciënniteit onder druk
 
Volgens de onderzoekers van de Hoge Raad voor de werkgelegenheid staat België met gemiddeld 1.54 loonspanning nog ver boven het Europese gemiddelde dat 1.34 bedraagt. 
 

 
Het is in dat perspectief dat de aanpak van de 'leeftijds'ancienniteiten in Europa kan begrepen wordent, alsof leeftijd een 'discriminerende' factor zou zijn. In de welzijns- en gezondheidssectoren gaat het evenwel niet om de leeftijd op zich maar om de 'werk'ancienniteit, dwz de verworven competentie op basis van werkervaring die nuttig is voor de uitoefening van de job. En de (elders) verworven competenties zijn dan weer een ander ikoon van Europa, dus daar kan men niet aan raken. Zeker wanneer de als huismoeder of vrouw verworven pedagogische en zorgervaring mee verrekend wordt of moet worden voor de geldelijke anciënniteit, op het ogenblik dat de voorziene kwalificatie verbonden aan de functie verworven is. 
 
Loonspanning TUSSEN barema's (directiebarema's inbegrepen) in de welzijnssector is laag 
 
De loonspanning tussen de barema's kan op twee manieren berekend worden:
- als het verschil tussen de wedde op het laagste verdienniveau en dit van het hoogste bij gelijke anciënniteit. De loonsspanning is ook een coëfficiënt: (wedde op hoogste verdienniveau - wedde op laagste verdienniveau bij gelijke anciënniteit)/wedde op laagste verdienniveau. De loonspanning tussen barema's is in de Welzijnszorg/culturele sector en de Vlaamse gezondheidszorg(kinderopvang) uiterst beperkt, nl. 2.00, en dit op elk anciënniteitniveau. De wedde van de hoogste directeurswedde in de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen is maximaal 2 maal hoger dan de wedde van het laagste arbeidersniveau, en dit op elk anciënniteitjaar.
- als het verschil in beginwedde van het laagste barema en dit van de hoogste anciënniteit in het hoogste barema: deze bedraagt 3.20 tussen laagste arbeiderswedde en hoogste directiewedde (directeur voorzieningen +90 bedden).
 
Gemiddeld 3% loonsopslag door anciënniteit per jaar in de Welzijnssector
 
De loonspanning voor alle functies in de Welzijnssector en voor de Verpleegkundige A1 in de Federale gezondheidszorg geeft gemiddeld 3% baremieke anciënniteitverhoging per jaar, bovenop de index en de eventuele verhogingen langs de sectorale akkoorden. Deze verhoging is praktisch constant over de gehele ancienniteitsopbouw en wordt toegekend in tweejaarlijkse aan de ancienniteit verbonden verhogingen zolang er anciënniteitverhoging voorzien is (gemiddeld 25 jaar). In het rapport van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid wordt deze anciënniteitverhoging voor alle werknemers in België gemiddeld ingeschat op 1 à 1,3%, waarbij ze, in tegenstelling tot de Welzijnssector, in het algemeen degressief zijn, dwz verminderend met verloop van de leeftijd of anciënniteit. In de Federale gezondheidszorg is deze anciënniteitverhoging, behoudens verpleegkundige A1 waar ze 3% bedraagt, gemiddeld 1,7% voor de verzorgenden en hoofdverpleegkundigen, de meeste arbeiders en administratief personeel.

 
20-ste verjaardag van de invoering nieuwe barema's met loonspanning 1.75 in PC 319.01

 
Barema's en loonspanning 1.75 in de Welzijnssector zijn een syndicale verworvenheid uit de tachtiger jaren. De combinatie van een hoge loonspanning binnen een barema en een lage loonspanning tussen de barema's is uitzonderlijk en staat haaks op de marktwerking en de deregulering die mee de weg moe(s)t vrijmaken voor commercialisering en prestatiebeloning. Deze unieke situatie is niet toevallig tot stand gekomen. In 1989 werd een volledig nieuw baremiek verloningssysteem ontwikkeld in de sector van Opvoedings-en Huisvestingsinstelling en de Bijzondere Jeugdzorg, na een maanden durende staking. 20 jaar geleden, op 1 december 1988 startte een staking van 5 maand en 8 dagen in Eigen Thuis Grimbergen rond de syndicale eisen met gewaarborgde dienstverlening in een akkoord tussen Vakbonden, werkgevers en gebruikers. Vanaf 1 februari 1989 werd de algemene staking uitgeroepen in de Opvoedingsector met gewaarborgde minimumdienstverlening. Het niet in de steek laten van gehandicapten en jongeren en het voorkomen dat diensten moesten doorgegeven worden aan Rode Kruis, politie of andere hulpdiensten zorgden voor een beslissende steun van de gehandicapten, jongeren en ouders en een verregaande goodwill in de publieke opinie. De staking eindigde pas op 8 mei 1989 in een historisch akkoord van over een nieuw baremiek stelsel en een wezenlijk hogere tewerkstelling. 
 
In het volledig nieuwe baremieke stelsel werd het 'overheidsbarema' van A1-niveau als basis genomen
omdat dit op zich al een 'carrière'perspectief inhield, dwz het was een combinatie van 3 barema's, hetg. Dit is nog zichtbaar in de wedde-evolutie van de Verpleegkunde A1 en het Bachelor-niveau in de Federale gezondheidszorg. De technische aanduiding van dit bachelorbarema in de ziekenhuizen en rusthuizen is 1.55-1.61-1.77 en maakt telkens na jaar 10 een aanzienlijke (carrière)sprong. 

Bij opmaak van het nieuwe baremieke stelsel in 1989 werd het begin- en het eindpunt van deze baremieke evolutie met een lijn verbonden. Doordat de leeftijd van beginanciënniteit in PC 319.01 op 21 jaar valt en in de ziekenhuizen op 23 jaar en daar ook enkele jaren langer doorloopt eindigt ze hoger. In het nieuwe spilbarema wordt het carrièreperspectief  structureel ingebakken. Langs deze baremieke lijn  werden alle andere barema's als een evenwijdige getrokken zonder de afstand tussen de barema's te groot te laten worden. Met een beperkte budgettaire kost, omwille van de kleine loonsafstand,  werd zo een 'carriëre'perspectief gegeven aan alle barema's, van arbeiders tot bedienden, van begeleiders/opvoeders van lager en hoger secundair niveau tot de licentiaten en directies. Enkel de barema's van hoofdopvoeder en opvoeder-groepschef behielden een wat hoger beginbarema omdat die in het oude baremieke systeem hoger lag, zij sluiten later aan op de 'evenwijdige'. 
 
Gelijklopend carrièreperspectief in Vlaamse Welzijns-, Gezondsheids- en Culturele sector
  
Op onderstaande grafiek komt het gelijklopende en sterke carrièreperspectief voor elke functie goed tot uiting.

 
De  verwerving van de anciënniteitsverhogingen spreidt zich voor de meeste barema's uit over 25 jaar, met een loonspanning van 1.75, hetgeen betekent dat er een baremieke loonsverhoging is van gemiddeld 3% per jaar, bovenop de index en de eventuele verhogingen langs de sectorale akkoorden. Vooral deze tweejaarlijkse baremieke verhogingen maken het werken in de Welzijnssectoren en de kinderopvang zeer interessant.

Barema's opvoedend- en zorgpersoneel in de Welzijns en Culturele sector (1/06/08) (1)

vanaf beginleeftijd anciënniteit zonder H&S-vergoeding, toeslagen of eindejaarspremie)

Leeftijd

Opv B3

Opv. B2b

Opv B2a

Opv B1c

Verpl. MV2

Licentiaat

Hfd Opv (2)

18

1.530,21

 

 

 

 

 

 

19

1.581,69

 

 

 

 

 

 

20

1.643,48

1.637,91

1.701,13

 

 

 

 

21

1.705,59

1.669,50

1.727,46

1.936,41

1.795,93

 

2.178,74

22

1.767,18

1.705,32

1.786,18

1.973,29

1.855,23

2.501,21

2.215,63

23

1.768,13

1.769,58

1.853,41

2.029,96

1.827,85

2.576,13

2.252,51

24

1.855,91

1.833,44

1.920,32

2.106,45

2.000,47

2.651,09

2.289,36

25

1.856,87

1.833,83

1.920,86

2.182,48

2.072,70

2.726,05

2.336,46

26

1.944,64

1.924,88

2.016,22

2.183,25

2.073,59

2.816,93

2.352,57

27

1.945,60

1.925,61

2.017,26

2.291,62

2.176,53

2.932,07

2.453,19

28

2.033,38

2.016,64

2.112,62

2.292,39

2.177,65

2.932,07

2.453,96

29

2.034,33

2.017,62

2.113,66

2.400,76

2.280,60

3.047,16

2.569,91

30

2.122,11

2.108,65

2.209,02

2.401,77

2.282,82

3.047,16

2.570,69

31

2.123,06

2.109,64

2.210,06

2.510,13

2.385,77

3.162,26

2.686,64

32

2.210,84

2.200,67

2.305,41

2.511,31

2.386,54

3.170,03

2.687,41

33

2.211,79

2.201,66

2.306,46

2.619,68

2.489,49

3.277,35

2.803,36

34

2.299,57

2.292,69

2.401,82

2.620,85

2.490,26

3.310,88

2.804,26

35

2.300,53

2.293,68

2.402,86

2.729,22

2.593,21

3.392,44

2.920,21

36

2.388,30

2.384,71

2.498,22

2.730,40

2.593,98

3.451,72

2.921,47

37

2.389,25

2.385,69

2.499,26

2.838,77

2.696,94

3.507,54

3.037,42

38

2.477,03

2.476,72

2.594,62

2.839,95

2.697,99

3.592,57

3.038,68

39

2.477,99

2.477,71

2.595,66

2.948,31

2.800,94

3.622,68

3.154,63

40

2.565,76

2.568,74

2.691,02

2.949,49

2.802,06

3.733,41

3.155,89

41

2.654,50

2.569,73

2.692,06

3.057,86

2.905,01

3.737,77

3.271,85

42

2.654,50

2.660,76

2.787,42

3.059,04

2.906,13

3.874,26

3.273,11

43

 

2.752,78

2.883,82

3.167,40

3.009,08

3.877,48

3.389,06

44

 

2.843,81

2.979,18

3.276,95

3.113,15

4.015,11

3.506,27

45

 

 

 

3.385,32

3.216,10

4.155,95

3.622,23

46

 

 

 

 

 

4.293,58

 

Loonspanning

1,73

1,74

1,75

1,75

1,79

1,72

1,66

%+ per anc. jaar

2,9%

2,9%

3,0%

3,0%

3,2%

2,9%

2,7%

(1) Barema per leeftijd is enkel van toepassing als de erkende anciënniteit verworven is.

(2) Loonspanning is lager omdat beginbarema voor 1989 hoger lag dan de 'evenwijdige' tot 10jr anc.

 

Het baremieke stelsel van de opvoedingsinstellingen werd in 2000 de referentie voor alle andere welzijnssectoren en de culturele sector en ook voor de sector 331, nl de Vlaamse gezondheidszorg waartoe de kinderopvang behoort. De 'Vlaamse' Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (PC 331 CGG) refereren evenwel nog naar de Federale gezondheidsbarema's met vooral bachelor en masterfunctie waar weinig verschil is met de Welzijnsbarema's.  
 
2000: Uitbreiding van het nieuwe baremieke stelsel tot de gehele Welzijns- en Culturele sector
 
De realisatie van geharmoniseerde barema's in de Welzijns- en Culturele sector werd in 2000  mogelijk gemaakt doordat de grootste sector, nl. de Opvoedingsinstellingen haar loonsopslag voor de komende vijf jaar recurrent ter beschikking stelde om de harmonisering te betalen. In 2005 werd dan verder werk gemaakt van de verbetering van de verdiensituatie voor de gehele Vlaamse Welzijns- en gezondheidszorg, ondermeer door het optrekken van de eindejaarspremie tot gemiddeld 3/4 van een dertiende maand, die allicht voor alle werknemer in 2010 tot een volledige dertiende maand zal opgetrokken worden. Hierbij is het al van belang te zien dat hoe lager het barema was hoe dichter men in 2005 bij de volledige 13de maand gekomen is. Of omgekeerd, bij eventuele toekenning van de volledige 13de maand in 2010 zullen de hogere barema's terecht een groter voordeel doen, omdat zij de laatste vijf jaar het verst van de volledige 13de maand afstonden.
 
Het ongelijke carrièreperspectief in de Federale Gezondheidsbarema's
 
De federale gezondheidszorg bestaat uit de ziekenhuizen,bejaardenhuizen, thuiszorg, revalidatie en enkele andere gezondheidsdiensten zoals 'het bloed'. De meeste zorgbarema's in de federale gezondheidszorg hebben ongeveer hetzelfde startpunt maar lopen dan sterk uiteen, dwz de loonverschillen worden met het verloop van de anciënniteit alsmaar groter. 
 
De verzorgenden met specifieke kwalificaties (functiecategorie 1.35) of van lagere kwalificatie (functiecategorie 1.26) hebben een loonspanning van 1.41, het is een erg vlakke loonbaan die de loonkloof met het bachelorniveau jaar op jaar doet stijgen tot 950€ bruto per maand na 30 anciënniteit. In de welzijnssector loopt de loonafstand tussen bachelor en gespecialiseerd secundair niveau over de ganse carrière maximaal op tot 400€.
 


  

Barema's verpleegkundig en zorgpersoneel in federale Gezondheidszorg (1/05/08) (1)

vanaf beginleeftijd anciënniteit zonder H&S-vergoeding, toeslagen of eindejaarspremie)

Leeftijd

Verpl. A2

Verpl. A1

HfdVerpl

Verz. 1.35

Verz. 1.26

Lic. 1.80

18

 

 

 

1.753,33

1.647,24

 

19

 

 

 

1.883,54

1.777,46

 

20

1.862,60

 

 

1.900,66

1.794,57

 

21

2.004,07

 

 

1.917,77

1.811,69

 

22

2.004,07

 

 

1.934,88

1.828,80

 

23

2.036,72

2.018,57

2.602,72

1.952,00

1.845,92

 

24

2.036,72

2.165,50

2.705,77

1.969,12

1.863,03

2.718,44

25

2.080,25

2.165,50

2.705,77

1.986,23

1.880,15

2.851,63

26

2.080,25

2.230,79

2.781,09

2.020,46

1.897,26

2.851,63

27

2.361,47

2.230,79

2.781,09

2.020,46

1.914,38

2.970,94

28

2.361,47

2.296,08

2.856,40

2.087,62

1.981,52

2.970,94

29

2.428,05

2.296,08

2.856,40

2.108,15

2.002,05

3.090,24

30

2.472,44

2.616,72

2.931,72

2.128,68

2.022,58

3.090,24

31

2.539,02

2.616,72

2.931,72

2.149,21

2.043,11

3.209,55

32

2.539,02

2.683,30

3.007,03

2.169,74

2.063,64

3.209,55

33

2.605,61

2.727,69

3.051,42

2.190,27

2.084,17

3.328,85

34

2.606,10

2.794,27

3.126,73

2.210,80

2.104,70

3.373,24

35

2.672,19

2.794,27

3.126,73

2.231,33

2.125,23

3.492,54

36

2.672,19

2.860,86

3.202,05

2.251,86

2.145,76

3.492,54

37

2.738,78

2.860,86

3.202,05

2.272,39

2.166,29

3.611,85

38

2.738,78

2.927,44

3.277,37

2.292,92

2.186,82

3.611,85

39

2.805,36

3.156,80

3.277,37

2.313,45

2.207,35

3.731,15

40

2.805,36

3.223,38

3.352,68

2.333,98

2.227,88

3.731,15

41

2.871,95

3.223,38

3.352,68

2.354,51

2.248,41

3.850,45

42

2.871,95

3.289,97

3.428,00

2.375,41

2.268,94

3.850,45

43

2.938,53

3.289,97

3.428,00

2.396,34

2.289,47

3.969,76

44

 

3.356,56

3.503,31

2.417,28

2.310,00

3.969,76

45

 

3.356,56

3.503,31

2.459,16

2.330,53

4.089,07

46

 

3.423,14

3.578,63

 

 

4.089,07

47

 

3.423,14

3.578,63

 

 

4.208,37

48

 

3.489,73

3.653,94

 

 

 

49

 

3.489,73

3.653,94

 

 

 

50

 

3.556,31

3.729,26

 

 

 

Loonspanning

1,58

1,76

1,43

1,40

1,41

1,55

%+ per anc. jaar

2,3%

3,0%

1,7%

1,6%

1,7%

2,2%

(1) Barema per leeftijd is enkel van toepassing als de erkende anciënniteit verworven is.

Duidelijk is ook waarom de hoofdverpleegkundigen zich terecht onderbetaald voelen in vergelijking met de Verpleegkundigen A1, zij hebben namelijk geen enkel carrièreperspectief maar zoals de verzorgenden, een vlakke loopbaan. Hun verdienniveau valt na 18 ancienniteitsjaren vrijwel samen met de A1 verpleegkundige. De loonspanning voor verpleegkundigen A1 bedraagt 1.76, voor een hoofdverpleegkundige 1.43. Hier ontbreekt elke stimulans voor A1 verpleegkundigen om de overgang naar hoofdverpleegkundige te maken. Ook de baremieke loopbaan van de A2 verpleegkundige is met 1.58 meer afgevlakt, zij moeten de twee tienjaarlijkse verhogingen missen, enkel na 7 ancienniteitsjaren is er voor hen een kleine boost.
  
Verzorgenden in zieken- en rusthuizen zwak betaald in vergelijking met Welzijnssector
 
Binnen de Federale gezondheidszorg en binnen Welzijn/Cultuur zijn de barema's geharmoniseerd en de anciënniteit onderling verwisselbaar. Tussen de Federale gezondheidszorg en de Welzijnssector bestaan er evenwel grote verschillen, zowel wat hoogte van de verdienste, het carrièreperspectief en het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden betreft. In de federale sectoren wordt over het algemeen op een hoger niveau gestart maar voor een erg vlakke baremieke loopbaan. In de Welzijnssector spiegelen alle barema's zich aan het carrièreverloop van de verpleegkundige A1 (het bachelorniveau) en wordt de loonspanning op basis van erkende anciënniteit uitgebouwd tot 1.75, bijna dubbel zo hoog van deze in de Federale gezondheidszorg voor de beroepen met een secundaire kwalificatie of lager waar de loonspanning maar 1.41 bedraagt, en dit zowel voor verzorgenden als voor arbeiders en bedienden (die hier niet in beeld komen, maar die dezelfde afgevlakte loopbanen kennen).
 
Naar een harmonisatie van Gezondheids- en Welzijnsbarema's
 
De vraag kan gesteld of een harmonisatie van barema's tussen de Gezondheids- en Welzijnssector niet aan de orde is, al is het maar om de "concurrentie' tussen verzorgenden, arbeiders en bedienden over de sectoren heen, tegen te gaan en de overgang tussen de beide deelsectoren van de Non-Profit met gelijke arbeids- en loonvoorwaarden mogelijk te maken. Wanneer het ooit tot een harmonisatie komt van barema's tussen federale gezondheidszorg en de Vlaamse welzijnssector zijn het vooral de verzorgenden, arbeiders en bedienden van secundair en lager niveau die een groot voordeel zullen doen ,wanneer deze harmonisering naar de Vlaamse welzijnsbarema's gebeurt, zoals nu reeds het geval is voor de Kinderopvang. Voor het bachelor-niveau liggen de baremieke lijnen en de loonspanning gelijk maar is er enig voordeel in de Federale gezondheidszorg omdat de twee carrièrepieken na telkens 10 jaar anciënniteit boven de loonspanningslijn uitstijgen en daarna afnemen (zie grafiek Vergelijking Bachelor A1).  Het licentiaatniveau is gelijklopend. De leeftijd waarop anciënniteit begin mee te tellen ligt voor hogere kwalificaties meestal hoger in de federale gezondheidszorg.
 
Vergelijking enkele zorgbarema's Welzijnssector en Federale Gezondheidszorg
 

Wanneer de vergelijkbare functies en kwalificatieniveaus naast elkaar gelegd worden in een grafische voorstelling wordt het verschil in baremieke loopbaan onmiskenbaar geïllustreerd. De baremieke lijnen worden zoals hierboven uitgetekend vertrekkend van de beginleeftijd van de anciënniteit, er van uitgaande dat vanaf deze beginleeftijd geldelijke anciënniteit verworven wordt. Het gaat dus niet om 'leeftijds'anciënniteit. Voor elke functie wordt ook het verschil duidelijk in de beginleeftijden van waaraf anciënniteit verworven wordt.. De beginverdienste ligt over het algemeen iets hoger in de federale gezondheidszorg maar na enkele jaren zet het barema zich met een hogere loonspanning door in de Welzijnssector tot aanzienlijke verschillen op het einde van de loopbaan. Met haard-en standplaatsvergoeding, eindejaarspremie en toeslagen wordt geen rekening gehouden.
 
1. Vergelijking specifieke (zorg)kwalificatie op humanioraniveau
    - in Federale gezondheidsector (Verzorgende 1.35) 
    - in de Welzijnszorg (Opvoeder, Begeleider, gekwalificeerde verzorgende B2A)
 
De polyvalent verzorgende (7de jaar beroeps) in de federale gezondheidszorg (Categorie 1.35) en de opvoeder/begeleider/kinderverzorgster met specifieke opleiding (Categorie B2A) worden naast elkaar gezet. Het verschil na enkele jaren anciënniteit is frappant met na 25 jaar anciënniteit meer dan 500 € verschil in bruto maandwedde tussen Gezondheids- en Welzijnszorg, en dit voor alle verdere anciënniteitjaren tot einde loopbaan. Meer en meer verzorgenden komen aan het punt met een maximaal verschil.


Het is interessant om zien en illustratief dat de kinderverzorgster (7de beroeps) behoort tot het paritair comité 331 (Vlaamse Gezondheidszorg) met barema B2A en de kinderverzorgster in de ziekenhuizen (PC 330) aan het barema 1.35 betaald wordt. De Vlaamse gezondheidszorg plaatst de kinderopvang die oorspronkelijk tot het PK 305.02 (andere gezondheidsdiensten) behoorde nu onder het nieuwe PC 331, de Vlaamse Gezondheidszorg en geeft hiermee al een richting aan. De Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, ook ressorterend onder de Vlaamse gezondheidszorg en het PC 331 refereert (nog) naar de Federale barema's. 
 
2. Andere verzorgende of opvoedende functies van lagere kwalificatie

    - in Federale gezondheidsector (Verzorgende 1.26 ) 
    - in de Welzijnszorg ( Opvoeder, Begeleider, verzorgende B2B en B3)

 
Voor de verzorgenden van de 3de graad beroepsniveau of het brevet gezinshulp (van de VDAB of de Vlaamse gemeenschap) zonder secundaire equivalentie ziet het baremieke perspectief in de Federale gezondheidszorg (barema 1.26) er evenmin goed uit. Zij zitten in een vlakke loopbaan zonder brug naar het hogere niveau (1.35), ook niet op basis van hun werkervaring. Het vergelijkbaar niveau in de Welzijnszorg is Begeleider/opvoeder B2B (Humaniora-niveau zonder specifieke opleiding) en B3 (Lager secundair niveau met specifieke opleiding of 6de beroeps zonder specifieke opleiding) en deze hebben wel een loopbaanperspectief met 1.74 loonspanning.
   
In tegenstelling tot de laaggekwalificeerde zorgfunctie in de Federale gezondheidszorg is in de welzijnssector een automatische brug voorzien naar het het gespecialiseerde niveau B2A na 10 jaar anciënniteit als B2B.

Doordat de anciënniteitverwerving voor de lager gekwalificeerde opvoeders B3 op 18 jaar start valt de de baremieke loopbaan voor hen vanaf 20 jaar samen met deze van B2B. De paarse lijn van de opvoeder/begeleider B3 valt dan ook grotendeels samen met de lichtblauwe lijn van de opvoeder/begeleider B2B.
 
En de logistiek assistent (barema 1.22) en wie er baremiek in gedumpt wordt
 
De loonverschillen bij voortschrijdende anciënniteit worden dus ook voor de lager gekwalificeerden zeer aanzienlijk, en lopen nog hoger op voor wie in de Federale gezondheidszorg op het barema 1.22 betaald wordt. Het statuut en gebruik van de functie logistiek assistent in de ziekenhuizen (barema 1.22) wordt ronduit dramatisch wanneer er polyvalent of gebrevetteerd verzorgenden in gedumpt worden. In feite verrichten logistiek assistenten in de ziekenhuizen werkzaamheden die in de welzijnszorg onder klasse opvoeder B3 vallen. 
 
Eenheidsstatuut Arbeiders/Bedienden in de Opvoedings- en huisvestingsinstelling
 
Ook al was de omzetting van het arbeidend personeel naar bediendenstatuut al reeds enkele jaren mogelijk en betoelaagbaar in de sector van de Opvoedings- en huisvestingsinstellingen en de Bijzondere Jeugdzorg, toch heeft het geduurd tot 2007 voor deze omschakeling van arbeiders naar bedienden bij CAO werd opgelegd aan alle instellingen en voorzieningen. De oproep van Jean-Marie Dedecker in DM van 21/08/2008 tot gelijkschakeling van het statuut van arbeiders en bedienden is dus in deze sector al gerealiseerd. Hij kan het misschien als voorbeeld nemen.
 
Jan Hertogen, socioloog