Vooraf: de inzet
De samenleving heeft de komende decennia nood aan voldoende
zorgpersoneel evenals arbeiders en bedienden om de voorzieningen
logistiek en administratief te runnen. Met de regelmaat van een klok wordt de
bezorgdheid geuit voldoende personeel te vinden en jongeren aan
te trekken om deze 'uitdaging van de vergrijzing' op te vangen. En tot
nu toe lukt dit aardig. Het
personeelsstatuut in de Welzijns- en Culturele sector en de Vlaamse
Gezondheidszorg (Kinderopvang) zou wel eens de belangrijkste factor
kunnen zijn om voortdurende nieuwe jongeren voor de zeer diverse
welzijns- en zorgberoepen te interesseren. Een nergens anders geziene
loonspanning van 1.75 voor alle beroepen, de eenvormigheid van
statuut (de 'arbeiders' werken als bediende), en de reductie van
loonspanning tussen de diverse functies (maximum 2.00 verschil
laagste en hoogste barema op alle anciënniteitsniveau's) zijn de beste
waarborg voor een voortdurende input van jongeren, zowel als van oudere
werknemers die in de Welzijnssectoren zich nog financieel kunnen
verbeteren in vergelijking met andere sectoren of hun vroeger werk. Het
is tevens een belangrijke factor om, zeker in de Welzijnszorg, de
vroegtijdige uitval van ouderen te voorkomen. De Non-Profit is
daardoor de enige sector, mede door de gunstige eindeloopbaanregeling
met 36 dagen bijkomend verlof vanaf 55 jaar, waar de oudere werknemers
aan het werk bijven.
De welzijns- en gezondheidssectoren zullen de komende decennia, naast
vervoer en politie tevens, belangrijke puntsectoren worden voor tewerkstelling
van allochtonen, niet in het minst van vrouwen met de kinderen uit
huis, de nieuwe generaties en nieuwe immigranten. De recent
gepubliceerde
bevolkingsvooruitzichten
2007-2060 door het NIS/FPB en de zeer
gedetailleerde
tabellen laten daar geen enkele twijfel over bestaan.
Om de aantrekkingskracht van de welzijns- en gezondheidsberoepen te
verhogen en loon naar werken blijvend te verzekeren kan er altijd wat
bij:
- de verdere
realisatie van de volledige dertiende maand voor alle
personeelsleden
- de verdere uitbouw van de einde loopbaanregeling naar 48 dagen bijkomend
verlof vanaf 58 jaar en 72 dagen vanaf 60 jaar
- het doortrekken van
de tweejaarlijkse baremieke verhogingen tot het einde van de loopbaan
- de harmonisering van lonen en wedden tussen de Federale
Gezondsheidszorg en de Vlaamse Welzijnsbarema's. In deze BuG wordt ingegaan
op het baremieke statuut en de loonspanning binnen en tussen enkele functies in
de Welzijns- en Gezondheidssector.
Loonspanning binnen en tussen barema's
De loonspanning binnen een
barema is het verschil tussen begin- en eindwedde binnen het barema. De loonspanning wordt meestal aangeduid met
een coëfficiënt: [1+(verschil eind- en beginwedde)/beginwedde]. Aan index
juni 2008 is in de Welzijnssector b.v. de bruto beginwedde per maand op 21 jaar voor een bachelor (Opvoeder klasse 1,
maatschappelijk werker, verpleegkunde A1) 1.936€. Na 25 jaren anciënniteit
is deze wedde 3.385€, of een stijging met 75%. De loonspanning bedraagt
dus [1+(3.385€-1.936€)/1.936€]=1.75. In
deze bedragen is geen rekening gehouden met de haard-en
standplaatsvergoeding, de eindejaarspremie of de toeslagen voor
onregelmatige prestaties, het betreft dus enkel het baremieke deel van
de wedde.
Doordat in de Welzijns- en Culturele sector alsmede in de Vlaamse
gezondheidszorg (kinderopvang) alle barema's evenwijdig lopen met het
bachelorbarema, is de loonspanning voor alle barema's gelijk,
nl. 1.75. (Hoofopvoeders en
opvoedersgroepschef starten hoger omdat zij een hogere beginverdienste
behielden uithet oude stelsel, zij hebben dus een lagere loonspanning -
zie infra).
De Vlaamse welzijnssector is met 1.75 loonspanning uniek in vergelijking met
alle andere
sectoren
In het
rapport 2004
(2,5 MB .pdf) van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid wordt
verslag gegeven van een onderzoek van het Ministerie van Werk naar de
loonspanning in de verschillende Paritaire comités. Nagegaan wordt welke
de gemiddelde loonspanning is voor de verschillende functies bij arbeiders en
bedienden in de paritaire comités.
Loonspanning bij de arbeiders in enkele PC's - Link naar
Lijst
Paritaire Comités
De loonspanningcoëfficiënt in onze berekening dient
vermeninigvuldigd met 100 om vergeleken te worden met de gegevens uit
het HRW-rapport 2004.
Opvallend is de loonspanning
van 1.74 in het Paritaire Comité 318.01, de Gezinshulp in de Vlaamse
gemeenschap. Vanaf het Vlaams Interprofessioneel akkoord van 2000 zijn
de barema's in de Welzijnssector geharmoniseerd en gelijkgesteld aan het
P.C. 319 van de opvoedings-en huisvestingsinstellingen (De in het
HRW rapport
verwerkte gegevens zijn blijkbaar geupdated voor 2000). Het PC
319.02
van de Opvoedingssector in de Franstalige gemeenschap heeft nog de zeer
lage 'oude' loonspanning voor arbeiders van 1.23.
Het PC 310 (Banken) met 1.53 en PC 304 (Vermakelijkheidsbedrijven) met
1.50 scoren relatief hoog als loonspanning voor arbeiders.
Loonspanning bij de
bedienden in enkele PC's - Link naar Lijst
Paritaire Comité
De barema's van de bedienden
in het P.C. 319.01 (Opvoedings- en Huisvesting in de Vlaamse gemeenschap) is
1.70 en in de Franse gemeenschap (PC 319.02) 1.48, gevoelig lager dan in
de Vlaamse gemeenschap. In de Federale gezondheidszorg (ziekenhuizen PC 305.01en
rusthuizen PC 305.02) bedraagt de loonspanning 1.52
De loonspanning ligt ook nog boven de 1.50 voor het PC 304 (Vermakelijksheidsbedrijven),
PC 307 (Verzekeringen), PC 308 (Lening-, kapitalisatiebedrijven), PC 309
(Beursvennootschappen), PC 310 (Banken), PC 211(Petroleumbedrijven) en
PC 226 (Handel, Vervoer)
Volgens een onderzoek van het NIS uit 1999 bedraagt de gemiddelde
loonspanning in België (hier de verhouding gemiddeld maandloon 55+ en dit van 25-29
jarigen) 1.54. De federale gezondheidssectoren bevinden zich
met 1.52 rond
het Belgische gemiddelde (uitzondering voor verpleegkundigen A1 met 1.76
loonspanning, voortgaande op hun effectief barema).
Gemiddelde Europese loonspanning van 1.34: de 'leeftijd'anciënniteit
onder druk
Volgens
de onderzoekers van de Hoge Raad voor de werkgelegenheid staat België
met gemiddeld 1.54 loonspanning nog ver boven
het Europese gemiddelde dat 1.34 bedraagt.
Het is in dat perspectief dat
de aanpak van de 'leeftijds'ancienniteiten in Europa kan
begrepen wordent,
alsof leeftijd een 'discriminerende' factor zou zijn. In de welzijns- en
gezondheidssectoren gaat het evenwel niet om de leeftijd op zich maar om
de 'werk'ancienniteit, dwz de verworven competentie op basis van
werkervaring die nuttig is voor de uitoefening van de job. En de
(elders) verworven competenties zijn dan weer een ander ikoon van
Europa, dus daar kan men niet aan raken. Zeker wanneer de als
huismoeder of vrouw verworven pedagogische en zorgervaring mee verrekend
wordt of moet worden voor de geldelijke anciënniteit, op het
ogenblik dat de voorziene kwalificatie verbonden aan de functie
verworven is.
Loonspanning TUSSEN barema's (directiebarema's inbegrepen) in de welzijnssector
is laag
De loonspanning tussen de barema's kan op twee manieren berekend worden:
- als het verschil tussen de wedde op
het laagste verdienniveau en dit van het hoogste bij gelijke
anciënniteit. De loonsspanning is ook
een coëfficiënt: (wedde op hoogste verdienniveau - wedde op laagste
verdienniveau bij gelijke anciënniteit)/wedde op laagste verdienniveau.
De loonspanning tussen barema's is in de Welzijnszorg/culturele
sector en de Vlaamse gezondheidszorg(kinderopvang) uiterst beperkt, nl. 2.00, en dit op elk
anciënniteitniveau. De wedde van de hoogste directeurswedde in de
Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen is maximaal
2 maal hoger dan de wedde van het laagste arbeidersniveau, en dit op elk
anciënniteitjaar.
- als het verschil in beginwedde van het laagste barema en dit van de
hoogste anciënniteit in het hoogste barema: deze bedraagt 3.20 tussen
laagste arbeiderswedde en hoogste directiewedde (directeur voorzieningen
+90 bedden).
Gemiddeld 3%
loonsopslag door anciënniteit per jaar in de Welzijnssector
De loonspanning voor alle functies in de Welzijnssector en voor de Verpleegkundige A1 in de
Federale gezondheidszorg geeft gemiddeld 3%
baremieke anciënniteitverhoging per jaar, bovenop
de index en de eventuele verhogingen langs de sectorale akkoorden. Deze verhoging
is praktisch constant over de gehele ancienniteitsopbouw en wordt
toegekend in tweejaarlijkse aan de ancienniteit verbonden verhogingen zolang er anciënniteitverhoging voorzien
is (gemiddeld 25 jaar). In het rapport van de Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid wordt deze anciënniteitverhoging voor alle werknemers in
België gemiddeld ingeschat op 1 à
1,3%, waarbij ze, in tegenstelling tot de
Welzijnssector, in het algemeen degressief zijn, dwz verminderend met
verloop van de leeftijd of anciënniteit. In de Federale gezondheidszorg
is deze anciënniteitverhoging, behoudens verpleegkundige A1 waar ze 3%
bedraagt, gemiddeld 1,7% voor de verzorgenden en
hoofdverpleegkundigen, de meeste arbeiders en administratief personeel.
20-ste verjaardag van de
invoering nieuwe barema's met loonspanning 1.75 in PC 319.01
Barema's en loonspanning 1.75 in de Welzijnssector zijn een syndicale
verworvenheid uit de tachtiger jaren. De combinatie van een hoge loonspanning binnen een barema en
een lage loonspanning tussen de barema's is uitzonderlijk en staat haaks
op de marktwerking en de deregulering die mee de weg moe(s)t vrijmaken
voor commercialisering en prestatiebeloning. Deze unieke situatie is
niet toevallig tot stand gekomen. In 1989 werd een volledig nieuw
baremiek verloningssysteem
ontwikkeld in de sector van Opvoedings-en Huisvestingsinstelling en de Bijzondere
Jeugdzorg, na een maanden durende staking. 20 jaar geleden,
op 1 december 1988 startte een staking van 5 maand en 8 dagen in Eigen Thuis Grimbergen
rond de syndicale eisen met gewaarborgde dienstverlening in een akkoord
tussen Vakbonden, werkgevers en gebruikers. Vanaf 1 februari 1989 werd
de algemene staking uitgeroepen in de Opvoedingsector met gewaarborgde minimumdienstverlening.
Het niet in de steek laten van gehandicapten en jongeren en het
voorkomen dat diensten moesten doorgegeven worden aan Rode Kruis,
politie of andere hulpdiensten zorgden voor een beslissende steun van de
gehandicapten, jongeren en ouders en een verregaande goodwill in de
publieke opinie. De staking eindigde pas op 8 mei 1989 in een historisch akkoord
van over een nieuw baremiek stelsel en een wezenlijk hogere tewerkstelling.
In het volledig nieuwe baremieke stelsel werd het 'overheidsbarema' van A1-niveau
als basis genomen omdat dit op zich al een 'carrière'perspectief
inhield,
dwz het was een combinatie van 3 barema's, hetg. Dit is nog zichtbaar in de
wedde-evolutie van de Verpleegkunde A1 en het Bachelor-niveau in de Federale gezondheidszorg. De technische aanduiding
van dit bachelorbarema in de ziekenhuizen en rusthuizen is
1.55-1.61-1.77 en maakt telkens na jaar 10 een aanzienlijke
(carrière)sprong.
Bij opmaak van het nieuwe baremieke
stelsel in 1989 werd het begin- en het eindpunt van deze baremieke
evolutie met een lijn verbonden. Doordat de leeftijd van beginanciënniteit
in PC 319.01 op 21 jaar valt en in de ziekenhuizen op 23
jaar en daar ook enkele jaren langer doorloopt eindigt ze hoger. In het
nieuwe spilbarema wordt het carrièreperspectief structureel
ingebakken. Langs deze baremieke lijn werden alle
andere barema's als een evenwijdige getrokken zonder de afstand
tussen de barema's te groot te laten worden. Met een beperkte
budgettaire kost, omwille van de kleine loonsafstand, werd zo een
'carriëre'perspectief gegeven aan alle barema's, van arbeiders tot
bedienden, van begeleiders/opvoeders van lager en hoger secundair niveau
tot de licentiaten en directies. Enkel de barema's van hoofdopvoeder en
opvoeder-groepschef behielden een wat hoger beginbarema omdat die in het
oude baremieke systeem hoger lag, zij sluiten later aan op de
'evenwijdige'.
Gelijklopend carrièreperspectief in Vlaamse
Welzijns-, Gezondsheids-
en Culturele sector
Op
onderstaande grafiek komt het gelijklopende en sterke carrièreperspectief
voor elke functie goed tot uiting.
De verwerving van de anciënniteitsverhogingen
spreidt zich voor de meeste barema's uit over 25 jaar, met een loonspanning van
1.75, hetgeen betekent
dat er een baremieke loonsverhoging is van gemiddeld 3% per jaar, bovenop
de index en de eventuele verhogingen langs de sectorale akkoorden. Vooral
deze tweejaarlijkse baremieke verhogingen maken het werken in de
Welzijnssectoren en de kinderopvang zeer interessant.
Barema's
opvoedend- en zorgpersoneel in de Welzijns en Culturele sector (1/06/08)
(1)
|
vanaf
beginleeftijd anciënniteit zonder H&S-vergoeding, toeslagen of
eindejaarspremie)
|
Leeftijd
|
Opv
B3
|
Opv.
B2b
|
Opv
B2a
|
Opv
B1c
|
Verpl.
MV2
|
Licentiaat
|
Hfd
Opv (2)
|
18
|
1.530,21
|
|
|
|
|
|
|
19
|
1.581,69
|
|
|
|
|
|
|
20
|
1.643,48
|
1.637,91
|
1.701,13
|
|
|
|
|
21
|
1.705,59
|
1.669,50
|
1.727,46
|
1.936,41
|
1.795,93
|
|
2.178,74
|
22
|
1.767,18
|
1.705,32
|
1.786,18
|
1.973,29
|
1.855,23
|
2.501,21
|
2.215,63
|
23
|
1.768,13
|
1.769,58
|
1.853,41
|
2.029,96
|
1.827,85
|
2.576,13
|
2.252,51
|
24
|
1.855,91
|
1.833,44
|
1.920,32
|
2.106,45
|
2.000,47
|
2.651,09
|
2.289,36
|
25
|
1.856,87
|
1.833,83
|
1.920,86
|
2.182,48
|
2.072,70
|
2.726,05
|
2.336,46
|
26
|
1.944,64
|
1.924,88
|
2.016,22
|
2.183,25
|
2.073,59
|
2.816,93
|
2.352,57
|
27
|
1.945,60
|
1.925,61
|
2.017,26
|
2.291,62
|
2.176,53
|
2.932,07
|
2.453,19
|
28
|
2.033,38
|
2.016,64
|
2.112,62
|
2.292,39
|
2.177,65
|
2.932,07
|
2.453,96
|
29
|
2.034,33
|
2.017,62
|
2.113,66
|
2.400,76
|
2.280,60
|
3.047,16
|
2.569,91
|
30
|
2.122,11
|
2.108,65
|
2.209,02
|
2.401,77
|
2.282,82
|
3.047,16
|
2.570,69
|
31
|
2.123,06
|
2.109,64
|
2.210,06
|
2.510,13
|
2.385,77
|
3.162,26
|
2.686,64
|
32
|
2.210,84
|
2.200,67
|
2.305,41
|
2.511,31
|
2.386,54
|
3.170,03
|
2.687,41
|
33
|
2.211,79
|
2.201,66
|
2.306,46
|
2.619,68
|
2.489,49
|
3.277,35
|
2.803,36
|
34
|
2.299,57
|
2.292,69
|
2.401,82
|
2.620,85
|
2.490,26
|
3.310,88
|
2.804,26
|
35
|
2.300,53
|
2.293,68
|
2.402,86
|
2.729,22
|
2.593,21
|
3.392,44
|
2.920,21
|
36
|
2.388,30
|
2.384,71
|
2.498,22
|
2.730,40
|
2.593,98
|
3.451,72
|
2.921,47
|
37
|
2.389,25
|
2.385,69
|
2.499,26
|
2.838,77
|
2.696,94
|
3.507,54
|
3.037,42
|
38
|
2.477,03
|
2.476,72
|
2.594,62
|
2.839,95
|
2.697,99
|
3.592,57
|
3.038,68
|
39
|
2.477,99
|
2.477,71
|
2.595,66
|
2.948,31
|
2.800,94
|
3.622,68
|
3.154,63
|
40
|
2.565,76
|
2.568,74
|
2.691,02
|
2.949,49
|
2.802,06
|
3.733,41
|
3.155,89
|
41
|
2.654,50
|
2.569,73
|
2.692,06
|
3.057,86
|
2.905,01
|
3.737,77
|
3.271,85
|
42
|
2.654,50
|
2.660,76
|
2.787,42
|
3.059,04
|
2.906,13
|
3.874,26
|
3.273,11
|
43
|
|
2.752,78
|
2.883,82
|
3.167,40
|
3.009,08
|
3.877,48
|
3.389,06
|
44
|
|
2.843,81
|
2.979,18
|
3.276,95
|
3.113,15
|
4.015,11
|
3.506,27
|
45
|
|
|
|
3.385,32
|
3.216,10
|
4.155,95
|
3.622,23
|
46
|
|
|
|
|
|
4.293,58
|
|
Loonspanning
|
1,73
|
1,74
|
1,75
|
1,75
|
1,79
|
1,72
|
1,66
|
%+
per anc. jaar
|
2,9%
|
2,9%
|
3,0%
|
3,0%
|
3,2%
|
2,9%
|
2,7%
|
(1)
Barema per leeftijd is enkel van toepassing als de erkende anciënniteit
verworven is.
|
(2)
Loonspanning is lager omdat beginbarema voor 1989 hoger lag dan de
'evenwijdige' tot 10jr anc.
|
Het baremieke stelsel van de opvoedingsinstellingen werd in 2000
de
referentie voor alle andere welzijnssectoren en de culturele sector en ook
voor de sector 331, nl de Vlaamse gezondheidszorg waartoe de kinderopvang
behoort. De 'Vlaamse' Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (PC 331 CGG)
refereren evenwel nog naar de Federale gezondheidsbarema's met vooral
bachelor en masterfunctie waar weinig verschil is met de
Welzijnsbarema's.
2000: Uitbreiding van het nieuwe
baremieke stelsel tot de gehele Welzijns- en Culturele sector
De realisatie
van geharmoniseerde barema's in de Welzijns- en Culturele sector werd in 2000
mogelijk gemaakt doordat de grootste sector, nl. de Opvoedingsinstellingen haar loonsopslag
voor de komende vijf jaar recurrent ter beschikking stelde om de
harmonisering te betalen. In 2005
werd dan verder werk gemaakt van de verbetering van de verdiensituatie
voor de gehele Vlaamse Welzijns- en gezondheidszorg, ondermeer door het
optrekken van de eindejaarspremie tot gemiddeld 3/4 van een dertiende
maand, die allicht voor alle werknemer in 2010 tot een volledige dertiende
maand zal opgetrokken worden. Hierbij is het al van belang te zien dat hoe
lager het barema was hoe dichter men in 2005 bij de volledige 13de maand
gekomen is. Of omgekeerd, bij eventuele toekenning van de volledige 13de
maand in 2010 zullen de hogere barema's terecht een groter voordeel doen,
omdat zij de laatste vijf jaar het verst van de volledige 13de maand
afstonden.
Het ongelijke carrièreperspectief in de Federale Gezondheidsbarema's
De federale gezondheidszorg bestaat uit de
ziekenhuizen,bejaardenhuizen, thuiszorg, revalidatie en enkele andere
gezondheidsdiensten zoals 'het bloed'. De meeste zorgbarema's in de
federale gezondheidszorg hebben ongeveer hetzelfde startpunt maar lopen
dan sterk uiteen, dwz de loonverschillen worden met het verloop van de anciënniteit
alsmaar groter.
De verzorgenden met specifieke kwalificaties (functiecategorie 1.35) of van lagere
kwalificatie (functiecategorie 1.26) hebben een loonspanning van 1.41, het is een
erg vlakke loonbaan die de loonkloof met het bachelorniveau jaar op jaar
doet stijgen tot 950€ bruto per maand na 30 anciënniteit. In de
welzijnssector loopt de loonafstand tussen bachelor en gespecialiseerd
secundair niveau over de ganse carrière maximaal op tot 400€.
Barema's
verpleegkundig en zorgpersoneel in federale Gezondheidszorg
(1/05/08) (1)
|
vanaf
beginleeftijd anciënniteit zonder H&S-vergoeding, toeslagen
of eindejaarspremie)
|
Leeftijd
|
Verpl.
A2
|
Verpl.
A1
|
HfdVerpl
|
Verz.
1.35
|
Verz.
1.26
|
Lic.
1.80
|
18
|
|
|
|
1.753,33
|
1.647,24
|
|
19
|
|
|
|
1.883,54
|
1.777,46
|
|
20
|
1.862,60
|
|
|
1.900,66
|
1.794,57
|
|
21
|
2.004,07
|
|
|
1.917,77
|
1.811,69
|
|
22
|
2.004,07
|
|
|
1.934,88
|
1.828,80
|
|
23
|
2.036,72
|
2.018,57
|
2.602,72
|
1.952,00
|
1.845,92
|
|
24
|
2.036,72
|
2.165,50
|
2.705,77
|
1.969,12
|
1.863,03
|
2.718,44
|
25
|
2.080,25
|
2.165,50
|
2.705,77
|
1.986,23
|
1.880,15
|
2.851,63
|
26
|
2.080,25
|
2.230,79
|
2.781,09
|
2.020,46
|
1.897,26
|
2.851,63
|
27
|
2.361,47
|
2.230,79
|
2.781,09
|
2.020,46
|
1.914,38
|
2.970,94
|
28
|
2.361,47
|
2.296,08
|
2.856,40
|
2.087,62
|
1.981,52
|
2.970,94
|
29
|
2.428,05
|
2.296,08
|
2.856,40
|
2.108,15
|
2.002,05
|
3.090,24
|
30
|
2.472,44
|
2.616,72
|
2.931,72
|
2.128,68
|
2.022,58
|
3.090,24
|
31
|
2.539,02
|
2.616,72
|
2.931,72
|
2.149,21
|
2.043,11
|
3.209,55
|
32
|
2.539,02
|
2.683,30
|
3.007,03
|
2.169,74
|
2.063,64
|
3.209,55
|
33
|
2.605,61
|
2.727,69
|
3.051,42
|
2.190,27
|
2.084,17
|
3.328,85
|
34
|
2.606,10
|
2.794,27
|
3.126,73
|
2.210,80
|
2.104,70
|
3.373,24
|
35
|
2.672,19
|
2.794,27
|
3.126,73
|
2.231,33
|
2.125,23
|
3.492,54
|
36
|
2.672,19
|
2.860,86
|
3.202,05
|
2.251,86
|
2.145,76
|
3.492,54
|
37
|
2.738,78
|
2.860,86
|
3.202,05
|
2.272,39
|
2.166,29
|
3.611,85
|
38
|
2.738,78
|
2.927,44
|
3.277,37
|
2.292,92
|
2.186,82
|
3.611,85
|
39
|
2.805,36
|
3.156,80
|
3.277,37
|
2.313,45
|
2.207,35
|
3.731,15
|
40
|
2.805,36
|
3.223,38
|
3.352,68
|
2.333,98
|
2.227,88
|
3.731,15
|
41
|
2.871,95
|
3.223,38
|
3.352,68
|
2.354,51
|
2.248,41
|
3.850,45
|
42
|
2.871,95
|
3.289,97
|
3.428,00
|
2.375,41
|
2.268,94
|
3.850,45
|
43
|
2.938,53
|
3.289,97
|
3.428,00
|
2.396,34
|
2.289,47
|
3.969,76
|
44
|
|
3.356,56
|
3.503,31
|
2.417,28
|
2.310,00
|
3.969,76
|
45
|
|
3.356,56
|
3.503,31
|
2.459,16
|
2.330,53
|
4.089,07
|
46
|
|
3.423,14
|
3.578,63
|
|
|
4.089,07
|
47
|
|
3.423,14
|
3.578,63
|
|
|
4.208,37
|
48
|
|
3.489,73
|
3.653,94
|
|
|
|
49
|
|
3.489,73
|
3.653,94
|
|
|
|
50
|
|
3.556,31
|
3.729,26
|
|
|
|
Loonspanning
|
1,58
|
1,76
|
1,43
|
1,40
|
1,41
|
1,55
|
%+
per anc. jaar
|
2,3%
|
3,0%
|
1,7%
|
1,6%
|
1,7%
|
2,2%
|
(1)
Barema per leeftijd is enkel van toepassing als de erkende anciënniteit
verworven is.
|
Duidelijk is ook waarom de
hoofdverpleegkundigen zich terecht onderbetaald voelen in vergelijking met
de Verpleegkundigen A1, zij hebben namelijk geen enkel carrièreperspectief
maar zoals de verzorgenden, een vlakke loopbaan. Hun verdienniveau valt na 18 ancienniteitsjaren vrijwel
samen
met de A1 verpleegkundige. De loonspanning voor verpleegkundigen A1
bedraagt 1.76, voor een hoofdverpleegkundige 1.43. Hier ontbreekt elke stimulans voor A1
verpleegkundigen om de overgang naar hoofdverpleegkundige te maken. Ook de
baremieke loopbaan van de A2 verpleegkundige is met 1.58 meer afgevlakt, zij moeten
de twee tienjaarlijkse verhogingen missen, enkel na 7 ancienniteitsjaren is er voor hen een kleine boost.
Verzorgenden in zieken- en rusthuizen zwak betaald in vergelijking
met Welzijnssector
Binnen de Federale gezondheidszorg en binnen Welzijn/Cultuur zijn de
barema's geharmoniseerd en de anciënniteit onderling verwisselbaar. Tussen
de Federale gezondheidszorg en de Welzijnssector bestaan er evenwel grote verschillen, zowel wat hoogte van de verdienste, het
carrièreperspectief en het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden betreft. In de federale sectoren wordt over het
algemeen op een hoger niveau gestart maar voor een erg vlakke baremieke
loopbaan. In de Welzijnssector spiegelen alle barema's zich aan het
carrièreverloop van de verpleegkundige A1 (het bachelorniveau) en wordt de loonspanning
op basis van erkende anciënniteit uitgebouwd tot 1.75, bijna dubbel zo
hoog van deze in de Federale gezondheidszorg voor de beroepen met
een secundaire kwalificatie of lager waar de loonspanning maar 1.41
bedraagt, en dit zowel voor verzorgenden als voor arbeiders en bedienden
(die hier niet in beeld komen, maar die dezelfde afgevlakte loopbanen
kennen).
Naar een harmonisatie van Gezondheids- en Welzijnsbarema's
De vraag kan gesteld of een harmonisatie van barema's tussen de
Gezondheids- en Welzijnssector niet aan de orde is, al is het maar
om de "concurrentie' tussen verzorgenden, arbeiders en bedienden
over de sectoren heen, tegen te gaan en de overgang tussen de beide
deelsectoren van de Non-Profit met gelijke arbeids- en loonvoorwaarden
mogelijk te maken. Wanneer het ooit tot een harmonisatie komt van barema's tussen federale
gezondheidszorg en de Vlaamse welzijnssector zijn het vooral de verzorgenden, arbeiders en bedienden van secundair en
lager niveau die een groot voordeel zullen doen ,wanneer deze
harmonisering naar de Vlaamse welzijnsbarema's gebeurt, zoals nu reeds
het geval is voor de Kinderopvang. Voor
het bachelor-niveau liggen de baremieke lijnen en de loonspanning gelijk
maar is er enig voordeel in de Federale gezondheidszorg omdat de twee
carrièrepieken na telkens 10 jaar anciënniteit boven de loonspanningslijn uitstijgen
en daarna afnemen (zie grafiek Vergelijking
Bachelor A1). Het licentiaatniveau is gelijklopend. De
leeftijd waarop anciënniteit begin mee te tellen ligt voor hogere
kwalificaties meestal hoger in de federale gezondheidszorg.
Vergelijking enkele zorgbarema's Welzijnssector en Federale
Gezondheidszorg
Wanneer de vergelijkbare functies en kwalificatieniveaus naast elkaar
gelegd worden in een grafische voorstelling wordt het verschil in
baremieke loopbaan onmiskenbaar geïllustreerd.
De baremieke lijnen worden zoals hierboven uitgetekend vertrekkend van de
beginleeftijd van de anciënniteit, er van uitgaande dat vanaf deze
beginleeftijd geldelijke anciënniteit verworven wordt. Het gaat dus niet
om 'leeftijds'anciënniteit. Voor elke functie
wordt ook het verschil duidelijk in de beginleeftijden van waaraf anciënniteit
verworven wordt.. De beginverdienste ligt over het algemeen iets hoger in de federale gezondheidszorg
maar na enkele jaren zet het barema zich met een hogere loonspanning door
in de Welzijnssector tot aanzienlijke verschillen op het einde van de
loopbaan. Met haard-en standplaatsvergoeding, eindejaarspremie en
toeslagen wordt geen rekening gehouden.
1. Vergelijking specifieke (zorg)kwalificatie op humanioraniveau
- in Federale gezondheidsector (Verzorgende 1.35)
- in de Welzijnszorg (Opvoeder, Begeleider,
gekwalificeerde verzorgende B2A)
De polyvalent
verzorgende (7de jaar beroeps) in de federale gezondheidszorg (Categorie 1.35) en de opvoeder/begeleider/kinderverzorgster met specifieke
opleiding (Categorie B2A) worden naast elkaar gezet. Het verschil na enkele jaren anciënniteit
is frappant met na 25 jaar anciënniteit meer dan 500 € verschil in
bruto maandwedde tussen Gezondheids- en Welzijnszorg, en dit voor alle verdere
anciënniteitjaren tot einde loopbaan. Meer en meer verzorgenden komen
aan het punt met een maximaal verschil.
Het is interessant om zien
en illustratief dat de kinderverzorgster (7de
beroeps) behoort tot het paritair comité 331 (Vlaamse Gezondheidszorg) met barema
B2A en de kinderverzorgster in de ziekenhuizen (PC 330) aan het barema 1.35 betaald wordt. De Vlaamse gezondheidszorg
plaatst de kinderopvang die oorspronkelijk tot het PK 305.02 (andere gezondheidsdiensten)
behoorde nu onder het nieuwe PC 331, de Vlaamse Gezondheidszorg
en geeft hiermee al een richting aan. De Centra voor Geestelijke
Gezondheidszorg, ook ressorterend onder de Vlaamse gezondheidszorg en
het PC 331 refereert (nog) naar de Federale barema's.
2. Andere verzorgende of
opvoedende functies van lagere kwalificatie
- in Federale gezondheidsector
(Verzorgende 1.26 )
- in de Welzijnszorg ( Opvoeder, Begeleider,
verzorgende B2B en B3)
Voor de verzorgenden van de 3de graad
beroepsniveau of het brevet gezinshulp (van de VDAB of de Vlaamse
gemeenschap) zonder secundaire equivalentie ziet het
baremieke perspectief in de Federale gezondheidszorg (barema 1.26) er
evenmin goed uit.
Zij zitten in een vlakke loopbaan zonder brug naar het hogere niveau (1.35), ook
niet op basis van hun werkervaring. Het vergelijkbaar niveau in de Welzijnszorg is
Begeleider/opvoeder B2B (Humaniora-niveau zonder specifieke opleiding)
en B3 (Lager secundair niveau met specifieke opleiding of 6de
beroeps zonder specifieke opleiding) en deze hebben wel een
loopbaanperspectief met 1.74 loonspanning.
In tegenstelling tot de
laaggekwalificeerde zorgfunctie in de Federale gezondheidszorg is in de
welzijnssector een automatische brug voorzien naar het het gespecialiseerde niveau B2A
na 10 jaar anciënniteit als B2B.
Doordat de anciënniteitverwerving
voor de lager gekwalificeerde opvoeders B3
op 18 jaar start valt de de baremieke loopbaan voor hen vanaf
20 jaar samen met deze van B2B. De paarse lijn van de
opvoeder/begeleider B3 valt dan ook grotendeels samen met de
lichtblauwe lijn van de opvoeder/begeleider B2B.
En de logistiek assistent (barema 1.22) en wie er baremiek in gedumpt
wordt
De loonverschillen bij voortschrijdende anciënniteit worden dus ook
voor de lager gekwalificeerden zeer aanzienlijk, en lopen nog hoger op
voor wie in de Federale gezondheidszorg op het barema 1.22 betaald
wordt. Het statuut en gebruik van de functie logistiek assistent in
de ziekenhuizen (barema 1.22) wordt ronduit dramatisch
wanneer er polyvalent of gebrevetteerd verzorgenden in gedumpt worden.
In feite verrichten logistiek assistenten in de ziekenhuizen
werkzaamheden die in de welzijnszorg onder klasse opvoeder B3
vallen.
Eenheidsstatuut Arbeiders/Bedienden in de Opvoedings-
en huisvestingsinstelling
Ook al was de omzetting van het arbeidend personeel naar
bediendenstatuut al reeds enkele jaren mogelijk en betoelaagbaar in de
sector van de Opvoedings- en huisvestingsinstellingen en de Bijzondere Jeugdzorg, toch heeft het geduurd tot
2007 voor deze omschakeling van arbeiders naar bedienden bij CAO
werd opgelegd aan alle instellingen en voorzieningen. De oproep van
Jean-Marie Dedecker in DM van 21/08/2008 tot gelijkschakeling van
het statuut van arbeiders en bedienden is dus in deze sector al
gerealiseerd. Hij kan het misschien als voorbeeld nemen.
Jan Hertogen, socioloog
|