BuG 56 - Bericht uit het Gewisse 27-04-2007 Printversie Update 27/04/07 23h

Welk is het marktaandeel van de uitzendarbeid in de Non-Profit en andere sectoren van de economie?
In de bouwsector is uitzendarbeid erg beperkt, 900 jobs of 0,5% van alle bouwjobs
Hoe zit dat in de gezondsheids- en welzijnszorg?
 

Uitzendarbeid in ziekenhuizen bedraagt 0,44% of 4 per 1.000 werknemers
   
In bejaardenhomes, gehandicaptensector, kinderopvang: 0,08% uitzendarbeid of 1 per 1.000
In Vlaamse ziekenhuizen de laatste 7 jaar: 0,20% uitzendarbeid of 2 per 1.000 werknemers
3,7% van profit-tewerkstelling  en 0,36% van Non-Profit tewerkstelling is uitzendarbeid
Behalve status quo in de Non-Profit is uitzendarbeid op 8 jaar tijd  met 48% gestegen
107.664 jobs of 2,99% van de loontrekkende tewerkstelling in 2005 is uitzendarbeid.
De Industriële sectoren zijn goed voor de helft (48,6%) van de uitzendarbeid in België.
De industrie draait voor 6% op uitzendarbeid, Horeca 5%, Distributie en Vervoer 4%
3% van de uitzendactiviteit in 2005 ging naar dienstencheques, 0,9% naar de bouw.
Dienstencheques huishouden en kinderopvang: 'inbraak' commercie in Non-Profit

De Nationale Bank van België heeft recent per sector de balansen gepubliceerd voor 2005 van alle balansplichtige ondernemingen in België. Zij kunnen geconsulteerd worden op de site van de Nationale Bank. Alle ziekenhuizen in België zijn (sociaal)balansplichtig zodat exhaustief kan nagegaan worden hoeveel interim-krachten actief zijn. In 153 ziekenhuizen met in totaal 128.549 werknemers zijn gemiddeld 570 uitzendwerknemers actief, dat is een marktaandeel voor België van 0,44%. In tegenstelling tot interimarbeid in de bouw speelt er geen enkele beperking voor tewerkstelling van uitzendkrachten in de ziekenhuizen of de Non-Profitsector . In een discussie met Patricia Ceyssens hierover werd zij teruggefloten door Mr. Muyldermans, topman van de interim-sector en door professor Blanpain.

Langs speciaal opgevraagde listings bij de Nationale bank kunnen voor 2005 de gegevens per gewest geanalyseerd worden, hetgeen voor Vlaanderen terugslaat op 73.446 werknemers in ziekenhuizen, 9.750 in het Brusselse gewest en 45.364 in Wallonië. Twee Brusselse ziekenhuizen hadden hun sociale balans 2005 niet ingediend zodat slechts 8% van de ziekenhuiswerknemers in het Brusselse gewest gesitueerd worden, tegenover 11,3% in 2004. Dit staal is evenwel representatief voor Brussel (
update 27/04/07). Voor het Vlaamse gewest bedraagt het marktaandeel uitzendarbeid 0,20%, in Wallonië  0,41% en in het Brusselse gewest 2,5%, zoals gezegd voor een beperkt aantal ziekenhuiswerknemers.

Kerncijfers uitzendarbeid in ziekenhuizen per gewest

In 79 of meer dan de helft van de 153 ziekenhuizen in België is geen uitzendarbeid terug te vinden, wat op zich al een opvallend feit is. In de andere helft zijn in totaal 570 uitzendkrachten aanwezig. De penetratie van uitzendwerk in ziekenhuizen bedraagt dus  0,44%, of afgerond gemiddeld 4 uitzendkrachten op 1.000 ziekenhuiswerknemers.. Voor gans België bedraagt de uitzendarbeid 3,2% van de tewerkstelling in ondernemingen van +50 werknemers. Vergeleken met het algemeen gemiddelde is het uitzendwerk 7 keer minder aanwezig in de ziekenhuizen dan gemiddeld in België.
    

Uitzendarbeid in Belgische ziekenhuizen naar gewest - 2005 - Bron NB(1)

 

 

Gewest

 

Totaal

 

Vlaams

Brussels

Waals

België

Uitzendwerknemers

143

243

184

570

Aantal ziekenhuizen met uitzendkrachten

31

12

31

74

Aantal ziekenhuizen

88

17

48

153

Arbeidsplaatsen

73.446

9.740

45.364

128.549

Arbeidsvolume (VTE)

58.851

8.321

37.027

104.200

% ziekenhuizen met uitzendkrachten

35%

71%

65%

48%

% uitzendarbeid in ziekenhuizen

0,20%

2,50%

0,41%

0,44%

Gemiddeld aantal uitzendwerknemers/ziekenhuis

2

14

4

4

Gemiddeld aantal werknemers per ziekenhuis

835

573

945

840

% uitzendarbeid algemeen

3,9%

1,5%

4,3%

3,2%

(1) Sociale Balansen Nationale Bank - speciaal opgevraagde listings.

 
In het Brusselse gewest, met 8% van de ziekenhuistewerkstelling, zijn 243 uitzendkrachten actief of 2,5% van alle werknemers in de hoofdzakelijk kleinere ziekenhuizen met hun zetel in het gewest Brussel. Het gaat hier gemiddeld om 14 uitzendkrachten per ziekenhuis van gemiddeld 573 werknemers, of 3 per 100 ziekenhuiswerknemers in de kleinere Brusselse ziekenhuizen. Hiermee zijn in Brussel 60%meer interim-krachten dan het gemiddelde in Brussel voor alle ondernemingen samen. In Brussel is maar 1,5% van de loontrekkende tewerkstelling uitzendarbeid tegenover 3,2% in België. Het interim-werk is in het Brusselse gewest in het algemeen een marginaal gegeven met een marktpositie die dat 2 tot 3 x lager ligt dan in de andere gewesten.

Voor het Vlaamse gewest is de uitzendarbeid maar in 1/3 van de ziekenhuizen aanwezig met in totaal 143 uitzendwerknemers op de 73.446. Dit zijn de 'harde feiten'. Daartegenover kunnen misschien 'duizenden fiches' staan in de bakken van de veelvuldige interimkantoren en 'gespecialiseerde uitzendbureaus' maar uiteindelijk zijn er effectief maar 143 uitzendkrachten in een ziekenhuis aanwezig in het Vlaamse gewest. Dat is een marktpositie van 0,20%, wat neerkomt op gemiddeld 2 interimkrachten per 1.000 werknemers in Vlaamse ziekenhuizen. In het Vlaamse gewest is globaal 3,9% van de loontrekkende tewerkstelling uitzendwerk. Daarmee vergeleken is het uitzendwerk in de ziekenhuizen 20 keer minder aanwezig.
   

Historische evolutie uitzendarbeid in het Vlaamse gewest. Het betreft hier alle private en publieke ziekenhuizen die allemaal balansplichtig zijn en met meer dan 50 werknemers in dienst. Het hoogste aantal en % uitzendwerknemers in ziekenhuizen werd geteld in 2001, nl 0,25%. De laatste 7 jaar blijft de marktpositie van de uitzendarbeid in de ziekenhuizen in het Vlaamse gewest dus erg stabiel op een uiterst laag niveau, nl 2 uitzendkrachten per 1.000 werknemers, of 0,20%.
   

Overzicht uitzendwerk in de ziekenhuizen 1998 en 2005 - Vlaams gewest

 

 

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

1.

Aantal uitzendkrachten

123

114

205

155

132

100

143

2.

% op aantal ziekenhuiswerknemers

0,16%

0,15%

0,25%

0,19%

0,16%

0,14%

0,20%

   
In het Waalse gewest zijn in 2/3 van de ziekenhuizen uitzendkrachten actief. Gemiddeld zijn er dus 4 uitzendkrachten aanwezig op 1.000 ziekenhuiswerknemers of 0,41%. In Wallonië is in het algemeen 4,3% van de loontrekkende tewerkstelling uitzendwerk, het hoogste van alle gewesten. In de ziekenhuizen is dit dus 10 keer minder.
 
De uitzendarbeid in de verschillende economische sectoren in België.

In België moet elke onderneming van meer dan 20 werknemers een sociale balans indienen. Vanaf  50 werknemers (VolTijdse Eenheden) dient de informatie over uitzendarbeid verplicht opgegeven te worden gezien het volledig schema van toepassing is. Tussen 20 en 49 (VTE) werknemers moet enkel het verkort schema ingevuld worden en dit bevat geen informatie over uitzendarbeid. De sociale balansen van de Nationale Bank zijn daarom op te vatten als een omvangrijk en constant staal van de Belgische ondernemingen, hetgeen toelaat de aanwezig van uitzendarbeid na te gaan in ondernemingen van 50 werknemers of meer. 
   

Uitzendarbeid in Ondernemingen + 50 werknemers - 2005 - Bron NB (1)

% werknemers en uitzendwerknemers per economische sector in België

Werknemers

% uitzend-

Relatief %

Aantal

Uitzend-

werk-

Aantal

Uitzend-

werkn.

werkn.

nemers

werkn.

werknem.

1.

Profit-ondernemingen

 

 

 

 

 

 

1.

Landbouw, bos, visserij

2.578

104

4,0%

0,2%

0,2%

 

2.

Energie, waterhuishouding

27.231

552

2,0%

1,6%

1,0%

 

3.

Verwerkende nijverheid

452.414

26.323

5,8%

26,8%

48,6%

 

4.

Bouwnijverheid

67.932

1.151

1,7%

4,0%

2,1%

 

5.

Handel en distributie

254.577

9.756

3,8%

15,1%

18,0%

 

6.

Horeca

23.015

1.057

4,6%

1,4%

2,0%

 

7.

Vervoer en telecommunicatie

197.204

7.173

3,6%

11,7%

13,2%

 

8.

Financiële instell. + verzekeringen

100.363

676

0,7%

6,0%

1,2%

 

9.

Diensten aan ondernemingen

287.031

5.503

1,9%

17,0%

10,2%

 

10.

Persoonlijke dienst, sport, recr.

20.982

839

4,0%

1,2%

1,5%

 

11.

Andere

18.580

178

1,0%

1,1%

0,3%

 

Totaal Profit

1.451.907

53.312

3,7%

86,2%

98,4%

2.

Non-Profit ondernemingen

 

 

 

0,0%

0,0%

 

1.

Ziekenhuizen

128.549

570

0,44%

7,6%

1,1%

 

2.

Maatschappelijke diensten

77.847

60

0,08%

4,6%

0,1%

 

3.

Beschutte Werkplaatsen

26.787

219

0,82%

1,6%

0,4%

 

Totaal Non-Profit

233.183

849

0,36%

13,8%

1,6%

Algemeen totaal

1.685.090

54.161

3,2%

100,0%

100,0%

(1) Permanent staal van de Nationale Bank - Volledig schema (+50 VTE  werknemers)

 

 

 
Uitzendsector praktisch volledig afwezig in  Bejaardenhomes, gehandicaptensector en kinderopvang.

3,2%
van de loontrekkende werknemers in België in ondernemingen + 50 werknemers is uitzendkracht. In de profitsectoren is dat 3,7%, in de Non-Profitsector 0,36%. In de ziekenhuizen bedraagt het aandeel 0,44%, in de Maatschappelijke Dienstverlening, 0,08%, dwz in de bejaardenhomes, gehandicaptensector en de kinderopvang met meer dan 50 werknemers is de uitzendarbeid zo goed als afwezig met 1 uitzendkracht per 1000 werknemers. Men zou kunnen aanvoeren dat in ondernemingen met minder dan 50 werknemers in verhouding méér uitzendkrachten voorkomen maar dat is onwaarschijnlijk. Ondermeer omwille van de kostprijs zullen kleinere voorziening allicht vlugger rechtstreeks de arbeidsmarkt bevragen dan langs de duurdere uitzendsector. Enkel in de beschutte werkplaatsen bereikt de interim-sector in de Non-Profit enig volume met 219 uitzendkrachten op 26.787 werknemers, of 0,82%. Het betreft hier het doelpubliek en niet het omkaderingspersoneel.
 
Gezondheids- en welzijnszorg is goed voor 13,8% van de loontrekkende tewerkstelling, terwijl hun aandeel slechts 1,6% bedraagt van de tewerkstelling in de uitzendarbeid. Op 100 uitzendarbeiders werken er 1,6 in de Non-Profit. Slechts 26% of een kwart van de ondernemingen in de Non-Profit doet beroep op interim-arbeid tegenover 58% in de profitsectoren (zie tabel onderaan).
 
Volgens de RSZ-cijfers voor 2005 (zie infra) bedraagt de marktpositie van uitzendwerk voor alle ondernemingen 2,99%, hetgeen er op wijst dat in ondernemingen met minder dan 50 werknemers het % uitzendkrachten een weinig lager ligt.

 

De verwerkende nijverheid is goed voor de helft van de uitzendarbeid.
 
De uitzendarbeid is een zaak van commerciële ondernemingen en vooral van de verwerkende nijverheid die de helft van de uitzendarbeiders tewerk stelt. 80% van de industriële ondernemingen stellen in totaal 48,6% van de interim-werknemers te werk. Op 100 industriearbeiders zijn er dus 6 uitzendkrachten, dat is dubbel zo veel als het gemiddelde. Een opvallend gegeven zijn de 1.151 uitzendkrachten die voor de Bouwsector zijn opgegeven. Berekend op de werknemers in de ondernemingen +50 werknemers is dit 2,1%. Maar in de bouwsector werkt 2/3 van de werknemers in ondernemingen van -50 werknemers, waar blijkbaar minder beroep gedaan wordt op de interim-sector. In deze 1.151 bouwvakkers-uitzendkrachten zitten allicht ook een aantal die niet langs de speciale erkenning voor bouwondernemingen, tewerkgesteld zijn in bouwactiviteit. (Zie infra de RSZ-cijfers over tewerkstelling Bouw-uitzendarbeid)

In Handel en Distributie met 18% van de uitzendarbeid en de Horeca met 2% van het uitzendwerk zijn in verhouding met hun aandeel in de tewerkstelling méér uitzendkrachten aanwezig. In Vervoer en Communicatie met 10,2% en Diensten aan de Ondernemingen met 10,2% van de uitzendarbeid ligt dit aandeel lager dan hun aandeel in algemene tewerkstelling. In de Financiële instellingen en Verzekeringen zijn 1,2% van de uitzendkrachten terug te vinden terwijl hun aandeel in de tewerkstelling 6,0% bedraagt.
  

Aandeel Uitzendarbeid in de globale tewerkstelling volgens de RSZ

De RSZ-statistiek werpt een ander maar interessant licht op de uitzendsector. Bron is een speciale listing door de RSZ toegeleverd met de mogelijkheid om elke tewerkstelling te plaatsen onder haar NACE-code op 5 digit (5cijfers-code) en de RSZ-werkgeverscategorie privé en publiek  Deze laatste opdeling laat toe om bepaalde RSZ-inhoudingen en  RSZ-statuten in ogenschouw te nemen. Zo krijgt de tewerkstelling van bouwvakkers langs interimkantoren vier aparte codes (224, 226, 244, 254 voor respectievelijk ruwbouw, afwerking, pleisterwerk en voegwerk) en moet de tewerkstelling langs dienstencheques ingegeven worden langs code 597. De meting door de RSZ is gebeurd op 30/06/2005, de laatste dag van het 2de kwartaal (een donderdag). Omdat gelijkaardige cijfers voor 1997 ter beschikking staan kan ook de evolutie op 8 jaar geschetst worden van de interimarbeid in de RSZ-registratie.
  

Tewerkstelling uitzendsector naar aard 1997-2005  Bron: RSZ-NACE 75402 + RSZ

RSZ WG-cat. (1)

Omschrijving

Jobs-1997

jobs-2005

% evolutie

VTE-2005

Jobtime

97 en 497

Uitzendbureau's

76.143

108.549

43%

75.265

0,69

597

Dienstencheques

 

3.308

 

1.830

0,55

224/226/244/254

Bouw

 

1.041

 

780

0,75

 

Totaal

76.143

112.898

48%

77.875

0,69

 

Omkaderingspersoneel (2)

5.234

 

 

 

 

Aantal uitzendkrachten

107.664

 

 

 

Aandeel dienstencheques in het totaal

3,07%

 

 

 

Aandeel bouw in het totaal

0,97%

 

 

 

Loontrekkende tewerkstelling (3)

 

3.606.524

 

 

 

% uitzendarbeid op loontrekkende tewerkstelling

2,99%

 

 

 

(1) Werkgeverscategoriën volgens specifieke RSZ-bijdragenregeling

 

 

(2) Jaarverslag Federgon 2005

 

 

 

 

 

(3) Telling RSZ en RSZ-PPO op 30/06/2005

 

 

 
Groei uitzendwerk: 43% op acht jaar binnen de core-bussiness, 48% in de totale uitzendactiviteit

Van de 112.898 arbeidsplaatsen in de uitzendsector dienen 5.234 omkaderingsjobs afgetrokken om te komen tot  107.664 uitzendkrachten die op 30/06/2005 waren tewerkgesteld. Vergeleken met hun constante en vergelijkbare activiteit is het 'marktaandeel' van de uitzendsector in de loontrekkende tewerkstelling met 43% gegroeid. Samen met de twee toegevoegde activiteiten, bouwsector en dienstencheques, bedraagt deze groei 48%

Bouw: uitzendwerk voor ruwbouw, pleisterwerk, voegen en afwerking 

Het aandeel van de bouw-uitzendarbeiders in de totale uitzendtewerkstelling bedraagt 0,92%. Deze 1.041 bouw-uitzendkrachten van half 2005 liggen in de lijn van de 900 bouwvakkers waarvan op 21/04/2007 sprake. Voor elke van de vier belangrijke bouwactiviteiten dienen aparte aangiftes gedaan. De ruwbouw met 662 bouw-interims nemen 2/3 van deze activiteit in beslag.

Tezamen met de oproep tot een administratieve vereenvoudiging door Randstad, is er toch sprake van een daling met 15% in vergelijking met 2005. Evenmin als de Non-Profit is de bouw een succesverhaal voor de uitzendsector. In tegenstelling tot de bouw zijn er in de Non-Profit evenwel geen administratieve of structurele belemmeringen voor de tewerkstelling van uitzendkrachten.   
   

Detail bouw-uitzendkrachten 2005 - RSZ

Categorie

Omschrijving

2005

224

Ruwbouw

662

226

Afwerking

293

244

Pleisterwerk

31

254

Voegwerk

55

 

Totaal

1.041

 
Dienstencheques: uitzendsector (slechts 22%) van de dienstenchequemarkt in 2005?
  
Het aandeel van de dienstencheques bedraagt 3,07% van de uitzendactiviteit. In het jaarverslag Federgon 2005 is sprake van 3,7%, voortgaande op de uren. De opgave van 3.308 uitzendkrachten onder de (verplichte) dienstenchequescode 597 valt lager uit dan men kan aannemen uit het evaluatieonderzoek van Idea Consult 2005 of het
jaarverslag Federgon 2005. Voortgaande op een indicatief tewerkstellingvolume van 15.000 dienstenchequesjobs half 2005 zou de uitzendsector 22% van de jobs organiseren. Wij kunnen enkel vaststellen wat de RSZ telt op basis van alle ingiftes van uitzendpersoneel door de uitzendbureau's op 30/06/2005. Voor verdere RSZ-info dienstencheques (zonder RSZ-PPO!) zie Dienstechequesstatistiek RSZ en de Grijze brochures RSZ
  
Het onderscheid tussen tewerkstelling Uitzendsector en het marktaandeel
 
In het jaarverslag Federgon 2005 is sprake van 351.000 uitzendkrachten (jobstudenten niet inbegrepen) voor in totaal 159,1 miljoen uren. Door Federgon is dit urenvolume omgezet in 81.105 VTE, dus gerekend aan 1976 uren per VTE ( met inbegrip van vakantie, feestdagen, ziekte in gewaarborgd loon enz). De RSZ telt op 30/06/2005  77.875 VTE en 107.664 uitzendjobs aan gemiddeld 0,69 jobtime, of gemiddeld 2,99% van de loontrekkende tewerkstelling. Beide gegevens zijn dus consistent, met een iets hoger aantal voor Federgon, maar zij gaan voort op het volume op jaarbasis dat hoger ligt omdat het rekening houdt met de stijging in de tweede jaarhelft.
  
Slotbeschouwing: Non-Profit, kinderopvang, commercie en markt.
  

Het laatste decennium is de commerciële sector en 'de markt' op zoek gegaan naar wegen om winst en 'concurrentie' te introduceren in de vrij gesloten, homogene en betoelaagde Non-Profit sector, de Gezondheids- en Welzijnssector. Het verschil tussen 'publieke sector' en private VZW-sector kan redelijk groot ogen, samen staan zij voor de niet-op winst gerichte zorg en zijn, in internationaal perspectief (GATS, Bolkenstein) onderdeel van de publieke dienstverlening. De strikte 'publieke sector', meer dan de private non-profit, zeg maar Caritas, is gevoeliger voor ' samenwerking met de markt', de PPS (Privaat-Publieke Samenwerking). De nieuwe ziekenhuis eenheden die ontstaan zoals in Antwerpen, zouden mee voor een doorbraak van profit en markt kunnen zorgen, door de segmenten die nu al voor de horecafunctie worden uitbesteed uit te breiden met het ter beschikking stellen van medische infrastructuur voor 'profit'-gebruik. Vooralsnog ontbreekt een goede registratie van ziekenhuisactiviteit die uitbesteed is aan commerciële ondernemingen of die ter beschikking gesteld wordt door ziekenhuizen voor ‘commerciële of op winst gerichte uitbating, ondermeer door geneesheren die langs BVBA’s of NV’s delen van de ziekenhuisinfrastructuur of –functie afhuren.
  
Dichter bij huis is er de 'interim-sector' die als protagonisten van de markt elk gaatje aftasten en zich proberen te positioneren in de Non-Profit. Het beperkt aantal gespecialiseerde interim-bureaus hebben veel fiches, van ondermeer verpleegkundigen die bijkomend aan hun vaste job, nog een graantje willen meepikken, maar globaal is de aanwezigheid van de interim-sector in ziekenhuizen erg laag en in het Vlaamse gewest verwaarloosbaar. Ook in de kinderopvang is het aantal fiches van kinderverzorgsters tien maal hoger dan de effectieve tewerkstelling van uitzendkrachten in de kinderzorg. De toets van Sociale Balans toont ook voor de Maatschappelijke Dienstverlening, kinderopvang inbegrepen een minimale aanwezigheid aan van de interim-sector. De dienstencheques, ontworpen als draagvlak voor de 'nabijheidsdiensten' zoals ze in 1994 genoemd werden, moesten mede toelaten dat profit-ondernemingen dichter bij de persoonlijke dienstverlening kwamen. Langs daar kon ook de commercie (eindelijk) deel hebben aan de ‘betoelaagde dienstverlening’ en zo hun 'inbraak' in de zorggebonden huishoudelijke taken in te zetten. Het belangwekkende rapport van de Koning Boudewijnstichting met een heel brede en uitgebreide stuurgroep was daar al in 1994 al heel helder over (zie Lebrun en De Sélys, KBS, 1994, 3,5 MB)

 
 
De gehele gezins- en zorgverlenende sector, heeft onmiddellijk na de beslissing tot invoering van dienstencheques voor huishoudelijk werk, beslist hun doelgroep en werkgebied te verruimen en zich naast de 'concurrentiele' markt te plaatsen. En wat blijkt. In plaats dat de markt de Non-Profit gaat beconcurreren, in de hoop er voet  aan de grond te zetten, zijn het vooral de professioneel gemanagede Non-Profit diensten die de profit in het hart van hun 'productie' komen beconcurreren. De strijkwinkels zijn een goed voorbeeld van hoe een commerciële sector volledig uit balans gebracht wordt door de private en publieke Non-Profit. Dat alles met vrijblijvende financiering door de RSZ en de werknemers. Door zich voluit in de concurrentiele markt te storten spelen de Non-Profitorganisaties met vuur en legitimeren de profit om met grotere agressiviteit en inventiviteit zich te positioneren in de Gezondheids-en welzijnssector. De patiënt en de werknemer zal in deze evolutie de verliezende partij zijn en de vraag is of de vakbonden en belangorganisatie van patiënten en gebruikers voldoende alert zijn om deze negatieve spiraal van profit in de zorg te (blijven) counteren. 
 
De dienstencheques voor de kinderopvang in Vlaanderen voorspellen op dat vlak niets goed.. Het is de enige 'echte' overwinning van de 'markt' op de Non-Profit. Oogluikend toegestaan door de algemene vakbonden en tegen de wil in van de Non-Profitafvaardiging is er een smalle richel vrijgemaakt die zéér duur kost aan de Vlaamse Gemeenschap gezien ze louter op hun eigen budget wordt aangerekend. Hier speelt de RSZ niet voor Sinterklaas.Voor de flexibele kinderopvang is er zelfs geen tussenkomst of incassering gekomen van het zogenaamd 'terugverdieneffect’ door RSZ-federaal, tot groot ongenoegen van Leterme en C°. Zelfs het speciale belastingsstatuut van de huishoudelijke dienstencheque werd niet verkregen. En ook hier is het de klassieke kinderopvang die de flexibele kinderopvang in haar aanbieding geplaatst heeft en de binnengekomen commercie geen centimeter gunt.


Jan Hertogen
, socioloog
____________________________
 
Bijlage: Ondernemingen +50 werknemers en aanwezigheid uitzendarbeid
 

Uitzendarbeid in ondernemingen + 50 werknemers - 2005 - Bron NB (1)

Aantal en % ondernemingen en ondernemingen met uitzendarbeid in België

Ondernemingen

% Ondernem.

Aantal

Met uitz.-

met uitzend-

ond.

werkn.

werknemers

1.

Profit-ondernemingen

 

 

 

 

1.

Landbouw, bos, visserij

70

36

51%

 

2.

Energie, waterhuishouding

58

40

69%

 

3.

Verwerkende nijverheid

3.241

2.604

80%

 

4.

Bouwnijverheid

796

417

52%

 

5.

Handel en distributie

4.653

2.524

54%

 

6.

Horeca

154

115

75%

 

7.

Vervoer en telecommunicatie

1.234

711

58%

 

8.

Financiele instell +verzekeringen

449

175

39%

 

9.

Diensten aan ondernemingen

2.643

1.250

47%

 

10.

Persoonlijke dienst, sport, recr.

225

132

59%

 

11.

Andere

440

139

32%

 

Totaal Profit

13.835

8.067

58%

2.

Non-Profit ondernemingen

 

 

 

 

1.

Ziekenhuizen

153

74

48%

 

2.

Maatschappellijke diensten

447

68

15%

 

3.

Beschutte Werkplaatsen

133

47

35%

 

Totaal Non-Profit

733

189

26%

Algemeen totaal

14.696

8.332

57%

(1) Gegevens Nationale Bank - Volledig schema (+50 VTE  werknemers)