Publieke dienstverlening, het betere begrip.
Openbare dienst, Openbaar bestuur, Publieke
tewerkstelling, Publiek dienst, Publieke dienstverlening, waar gaat het over, wat zit er
allemaal in en hoe wordt het best benoemd? En wat is de Europese
aflijning van publieke dienstverlening. Npdata maakt de exacte en volledige
telling van de publieke dienstverlening uitsluitend voortgaande op de meest
actuele administratieve cijfers voor 2de kwartaal 2007 zoals ze on-line
beschikbaar zijn of recent door npdata werden opgevraagd bij de diensten
van RSZ, RSZ-PPO en RSVZ en die in deze BuG worden toegevoegd (zie documentatie). Volgende werkwijze werd daarbij
gevolgd:
1. Alle gegevens werden verzameld bij de Belgische administraties: RSZ-PPO
(Plaatselijke en Provinciale besturen), RSVZ (zelfstandigen) en RSZ (alle
andere werknemers)
2. Alle werknemers die vallen binnen de Europese aflijning van 'openbare diensten'
dienen meegenomen, concreet de
L,M,N en O-sectie van de NACE-code (rev.2) welke van toepassing is tot
31/12/2007, en dit zowel bij de RSZ, de RSZ-PPO, als de RSVZ. Tewerkstelling
in openbaar vervoer (spoor, bus, tram), post, energie/water enz... worden door
Europa geacht tot de 'vrije markt' te behoren, zij worden niet meegeteld in de
internationale OESO-vergelijking.
3. Alle andere werknemers die in België tot de openbare diensten behoren uit
de A-K en P-Z NACE-sectie, zowel de contractuelen, ambtenaren als
vastbenoemden.
Aantal loontrekkenden in de publieke dienstverlening
In de 'Openbare dienst' en de private publieke dienstverlening zijn in het 2de
kwartaal 2007 in totaal 1.530.276 werknemers actief. Hiervan behoren 1.063.913
tot de 'Openbare diensten' zoals gedefinieerd door de Belgische overheid en de
vakbonden. Daarbij dienen 466.363 werknemers geteld die behoren tot de 'private publieke diensten'.
Deze omvatten 18.419 werknemers in het Openbaar bestuur (L-sectie) 3.618
in het Onderwijs (O-sectie), de 341.390
werknemers uit de
Gezondheids- en maatschappelijke dienstverlening (N-sectie) met ziekenhuizen, rusthuizen, gezinszorg, gehandicaptenzorg enz. met
private initiatiefnemers (Caritas-instellingen bv) en tenslotte de Gemeenschappelijke, Culturele en persoonlijke
dienstverlening (O-sectie) met 102.936 werknemers waarvan een groot
deel tot de culturele sector behoort.
Tewerkstelling
in Openbare Dienst + Private Publieke Dienst- 2de kw. 2007
|
Publieke
dienstverlening
|
Nace
|
|
Openbaar
|
Totaal
|
1. Publieke dienst buiten OESO-definitie
|
Sectie
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
|
9.455
|
9.455
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
|
63.197
|
63.197
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
|
55.476
|
55.476
|
Financiële instellingen
|
J
|
|
2.797
|
2.797
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
|
16.411
|
16.411
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
|
2.435
|
2.435
|
Andere
|
CDGZ
|
|
1.763
|
1.763
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
|
151.534
|
151.534
|
2. Publieke dienst binnen OESO-definitie
|
|
Privaat
|
Openbaar
|
Totaal
|
Openbaar bestuur
|
L
|
18.419
|
368.767
|
387.186
|
Onderwijs
(1)
|
M
|
3.618
|
356.730
|
360.348
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
341.390
|
154.172
|
495.562
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
102.936
|
32.710
|
135.646
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
466.363
|
912.379
|
1.378.742
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
466.363
|
1.063.913
|
1.530.276
|
(1)
De meeste werknemers in het private onderwijsnet hebben het ambtenarenstatuut, en worden onder openbaar ingeschreven.
Voortgaande op het relatieve aandeel van het 'Vrije net" in de beide gemeenschappen behoort 58,4%
van de onder 'publieke/openbare' dienst ingeschrevenen tot het vrije net, 41,6%
tot het 'officiële' net. Bij de Gezondheids en Welzijnsdiensten behoort 31,1% tot het 'publiek' initiatief 68,9% tot het 'vrije net'. Deze laatsten worden, in tegenstelling tot het onderwijs niet bij de 'ambtenaren' gerekend.
De Gezondheids- en Welzijnssector is met 495.562 loontrekken veruit de
grootste sector in de publieke dienstverlening, gevolgd door het Openbaar
bestuur met 387.186 werknemers en het onderwijs met 360.348. Bij de ander
publieke diensten (buiten de OESO-definitie) verhogen het openbaarvervoer met spoormannen, bus- en trambestuurders
met 63.197 en de post- en telecommunicatiemannen en - vrouwen met
55.476 het gewicht van het 'openbaar ambt'. Buiten de
OESO-definitie telt de publieke dienstverlening 151.534 werknemers.
Samen met de
1.378.742 loontrekkenden
binnen de OESO-definitie telt België 1.530.276 loontrekkenden in de
publieke dienstverlening. Voor
een volledig overzicht en de Europese vergelijking dienen zij nog aangevuld
met de 105.002 zelftandigen die in de LMN en O-secties actief zijn. Voor
Europa zijn er dus 1.483.776 werkenden in publieke dienstverlening. Maar
daar dienen dus nog de 151.534 spoor- en postmannen, energie-
en waterwerkers enz...bijgeteld te worden zodat het totale plaatje voor België
1.635.278 loontrekkenden en zelfstandigen omvat die actief zijn in de publieke
dienstverlening.
"Red het kapitalisme van de kapitalisten"
Men kan zich afvragen waarom de 'economische' activiteiten zoals spoor, tram,
bus, post, telecommunicatie voor Europa en de OES0 al tot de 'private en
commerciële diensten' behoort en niet meer meegenomen worden in de
vergelijkingen van het overheidsinitiatief. Als iets statistisch niet meer
zichtbaar is dan is het gemakkelijker om het in de werkelijkheid in te pikken
en volgens de marktprincipes te destabiliseren en te laten werken. De banken
zijn een goed voorbeeld tot welke destructie deze statistische en werkelijke
evolutie leidt. De publieke dienstverlening is, zoals nu al blijkt bij het
hernemen van het overheidsinitiatief voor de banken en financiële sector van
goudwaarde. Een analyse van de bijdrage van de publieke sector voor het
BNP leert dat zij ook de ruggengraat vormen van de economie en uiteindelijk
van de beschaving (Zie het toneelstuk en
visie van FAN)
. De publieke dienstverlening biedet de bevolking en de gezinnen de
maatschappelijke en sociale zekerheid die de samenleving moet beschermen tegen
de nefaste werkingen van de markt en het ultra-liberalisme, zeg maar
kapitalisme. Of zoals Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van het Itinera-Institute
recent betoogde "Red het kapitalisme van de kapitalisten". Zelfs
Brouckaert van de Cassandra LDD denktank vindt het maar best dat de overheid
de Banksector redt, maar van de rest moeten ze natuurlijk afblijven. Het
liberale economisme zal altijd maar leren als het kalf verdronken is en de
bevolking ervoor opdraait. Best is misschien de koe te beschermen en te zorgen
dat er een stevige stal rond staan zodat de melkproductie voor de bevolking
gegarandeerd is. Uiteindelijk is het misschien best dat de koeien eigendom
worden van de overheid.
Slechts 56% van Openbare diensten is vast benoemd, 44% werkt contractueel
Vaste benoeming zou in de publieke dienstverlening de regel moeten zijn,
enkele voor vervangingen, specifieke opdrachten enz zou het contractueel statuut mogen gebruikt worden. De werkelijkheid is anders.
Amper 56% van de
werknemers die onder de openbare dienst vallen is
vastbenoemd, 44% is contractueel. Bij de contractuelen zouden ook alle
private
publieke dienstverleners bijgeteld worden van bv. de gezondheids- en
maatschappelijke diensten. Maar ook in de publieke ziekenhuizen,
bejaardenhuizen enz. is het aandeel vastbenoemden met 28% uitzonderlijk laag.
Ook
in het onderwijs is de vaste benoeming gedevalueerd, slechts 60% van het
onderwijspersoneel heeft een vaste benoeming.
%
vast benoemden in
RSZ-openbare dienst + RSZ-PPO - 2de kw. 2007
|
Publieke
dienstverlening
|
Nace
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
Sectie
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
90%
|
79%
|
83%
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
65%
|
60%
|
65%
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
73%
|
54%
|
73%
|
Financiële instellingen
|
J
|
0%
|
|
0%
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
22%
|
|
22%
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
0%
|
|
0%
|
Andere
|
CDGZ
|
4%
|
32%
|
11%
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
60,7%
|
70%
|
61,4%
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
|
|
|
Openbaar bestuur
|
L
|
76%
|
49%
|
64%
|
Onderwijs
|
M
|
62%
|
19%
|
60%
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
14%
|
32%
|
28%
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
36%
|
37%
|
36%
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
64%
|
40%
|
55%
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
63%
|
41%
|
56%
|
Enkel bij
Energie/Water en in mindere mate de Post en telecommunicatie is er sprake van
minstens 3/4 vaste benoemingen. Maar ook hier zal de leeftijdswissel het aantal
vastbenoemden in de toekomst drastisch doen dalen.
De RSZ-PPO (gemeenten en Provincies) zitten daarbij nog met een specifiek
probleem van 60.000 gesubsidieerde contractuelen als gevolg van de
tewerkstellingsprogramma's in het verleden. Zij trekken het % vastbenoemde tot
40% omlaag. Een aantal van deze GESCO's werden langs de dienstencheques 'overgeheveld' naar de reguliere
tewerkstelling maar dat is maar een doekje tegen het bloeden. Een serieuze
regularisatie van dit statuut, zoals het geval geweest is bij DAC in de
Vlaamse gemeenschap in 2000, dringt zich op.
Vooral het
Openbaar Bestuur in de Publieke dienstverlening ligt onder vuur
Jamaar, zegt men dan, het gaat niet zozeer om de gezondheidszorg, het onderwijs, het
vervoer, enz. maar om het Openbaar Bestuur (de L-sectie) dat niet efficiënt
en te zwaar omkaderd zou zijn. Het Openbaar Bestuur dus waarvan Minister
Vervotte zegt dat er veel inspanningen zullen moeten geleverd worden om de
vergrijzingsgolf het komende decennium op te vangen, en gelijk heeft ze. In de
reeds afgeslankte bezetting van het Openbaar Bestuur zal het zaak zijn om de
leeftijdswissel op te vangen en de kwalitatieve beschikbaarheid van het
Openbaar bestuur verder uit te bouwen. Over welke diensten en activiteiten gaat
het?
Diensten
en activiteit Openbaar Bestuur (L-sectie) 2/2007 - RSZ/RSZ-PPO
|
1.
Verbonden aan de Federale, gemeenschaps-, gewestbevoegdheden (RSZ)
|
1. Overheidsbesturen
|
|
Centrale overheid
|
38.911
|
Overheden van gemeenschappen en gewesten
|
28.015
|
Totaal
|
66.926
|
2. Openbare instellingen
|
|
Activiteit openbare instellingen mbt sociale sectoren…
|
15.079
|
Activiteit openbare instellingen mbt econ. sectoen
|
12.733
|
Ondersteunende acitiviteiten overheidsbesturen
|
3.726
|
Totaal
|
31.538
|
3. Veiligheid en gerecht
|
|
Buitenlandse zaken
|
2.670
|
Defensie
|
42.829
|
Federale politie
|
14.745
|
Rechtbanken/Andere activiteit justitie/Veiligheid
|
879
|
Gevangenissen en andere strafinrichtingen
|
27.167
|
Totaal
|
88.290
|
4. Sociale zekerheidsinstellingen
|
|
Verplichte sociale verzekering zonder ziekenfondsen
|
14050
|
Ziekenfondsen en verzorgingskassen
|
15105
|
Overige instellingen van de sociale zekerheid
|
2924
|
Totaal
|
32.079
|
Algemeen totaal
|
218.833
|
2.
Verbonden aan plaatselijke, provinciale bevoegdheden RSZ-PPO
|
1. Overheidsbesturen
|
|
Gemeente
|
95.434
|
OCMW
|
18.741
|
Provincie
|
11.666
|
Totaal
|
125.841
|
2. Intercommunales
|
3.905
|
3. Veiligheid/bescherming
|
|
Plaatselijke politie
|
32.418
|
Civiele bescherming en brandweer
|
5.196
|
Totaal
|
37.614
|
Totaal
|
167.360
|
Algemeen
totaal
|
386.193
|
Vooral de
"Overheidsbesturen" met het typebeeld van "De Collega's"
voor ogen roepen weerstand op in het hoofd van de liberalisten en
marktpromotoren. Om een complex land als België met 3 gemeenschappen en 3
gewesten en verder 10 provincies 487 gemeenten mét OCMW's te besturen worden
in totaal 192.767 ambtenaren ingezet.Voor Veiligheid en Gerecht
zijn 125.904 ambtenaren actief waarvan 14.475 in de federale
politie en 32.418 in de lokale Politie, en 42.829 in het leger.
Openbare instellingen die vooral het economische en sociale leven ondersteunen
zijn goed voor 35.443 tewerkstellingen. Voor het beheer van de sociale
zekerheidsinstelling op het federale niveau (pensioen, RVA, kinderbijslag enz)
zijn 32.079 personen nodig.
De tewerkstelling voor het beheer van de staat in al z'n onderdelen is daarmee
met 386.193 niet erg aangevet en kan de vergelijking met het buitenland
(met een minder complexe overheidsstructuur) gerust aan. Dat hierover eens
concreet, gedetailleerd en gedocumenteerd eens de analyse gebeurt, zonder
vanaf het eerst woord dat er over gezegd wordt in gemeenplaatsen te
vervallen.
42,1% van de loontrekkenden actief in publieke dienstverlening, geen 32,1% zoals in de Itinerastudie.
De Itinera-studie
van Johan Albrecht telt 1.039.904 werknemers in de publieke
tewerkstelling of 32,1% van alle loontrekkenden, en geen 1.530.276
of 42,1% zoals uit de volledige telling blijkt. Johan Albrecht
baseert zich op
onvolledige gegevens omdat de 342.325 RSZ-PPO werknemers niet
worden meegeteld (alle plaatselijke en provinciale tewerkstelling in
gemeenten, OCMW, plaatselijke politie, publieke ziekenhuizen, rustghuizen enz.),
evenmin als de 151.534 publieke RSZ-tewerkstelling die niet tot de
LMNO-sectie behoorden maar wel degelijk 'openbare dienst' zijn nl. het spoorweg- en postpersoneel, de bus- en
trammaatscvhappijen De Lijn, MIVB, TEC, enz...). Deze laatsten moeten
natuurlijk mee in het plaatje zitten.
In onderstaande tabel wordt de beperkte telling van Johan Albrecht blauw
ingekleurd, zodat duidelijk wordt welke andere publieke dienstverlening door
Johan Albrecht niet en door npdata wél wordt meegeteld. Het totaal van 1.046.717
is hier hoger dan in de Itinerastudie omdat in de Intenerastudie de werknemers
zijn weggevallen waarvan de hoofdverblijfplaats niet gekend is. Hier worden
alle werknemers in rekening gebracht.
Publieke
dienstverlening op 06/2007 in België - Bron: RSZ, RSZ-PPO, RSVZ
|
|
Nace
|
Loontrekkende
tewerkstelling
|
Zelfstandig
|
Algemeen
|
|
sectie
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
RSZ
|
in
hoofd-
|
Totaal
|
|
|
|
|
+
RSZ-PPO
|
beroep
|
|
1.
Tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienstverlening
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
3.148
|
6.307
|
9.455
|
|
9.455
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
60.384
|
2.813
|
63.197
|
|
63.197
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
54.722
|
754
|
55.476
|
|
55.476
|
Financiële instellingen
|
J
|
2.797
|
|
2.797
|
|
2.797
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
16.411
|
|
16.411
|
|
16.411
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
2.435
|
|
2.435
|
|
2.435
|
Andere
|
CDGZ
|
1.337
|
426
|
1.763
|
|
1.763
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
141.234
|
10.300
|
151.534
|
|
151.534
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Openbaar bestuur
|
L
|
217.043
|
170.143
|
387.186
|
447
|
387.633
|
Onderwijs
|
M
|
347.092
|
13.256
|
360.348
|
3.337
|
363.685
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
371.623
|
123.939
|
495.562
|
46.960
|
542.522
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
110.959
|
24.687
|
135.646
|
54.258
|
189.904
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
1.046.717
|
332.025
|
1.378.742
|
105.002
|
1.483.744
|
Totaal publieke dienstverlening
|
|
1.187.951
|
342.325
|
1.530.276
|
105.002
|
1.635.278
|
2. Andere private tewerkstelling
|
|
2.104.258
|
|
2.104.258
|
546.998
|
2.651.256
|
Totaal tewerkstelling
|
|
3.292.209
|
342.325
|
3.634.534
|
652.000
|
4.286.534
|
2.
Bevolking: totaal aantal
|
|
|
|
|
|
|
Bevolking 15-64 jaar
|
|
7.014.664
|
7.014.664
|
7.014.664
|
7.014.664
|
7.014.664
|
Totale bevolking (1/1/2007)
|
|
10.584.534
|
10.584.534
|
10.584.534
|
10.584.534
|
10.584.534
|
3.
% openbaar bestuur (L-sectie) op
|
|
|
|
|
|
|
Publieke tewerkstelling
|
|
18,3%
|
49,7%
|
25,3%
|
0,4%
|
23,7%
|
Tewerkstelling
|
|
6,6%
|
49,7%
|
10,7%
|
0,1%
|
9,0%
|
Bevolking 15-64 jaar
|
|
3,1%
|
2,4%
|
5,5%
|
0,0%
|
5,5%
|
Totale bevolking
|
|
2,1%
|
1,6%
|
3,7%
|
0,0%
|
3,7%
|
4.
% publieke dienstverlening op
|
|
|
|
|
|
|
Tewerkstelling
|
|
36,1%
|
100,0%
|
42,1%
|
16,1%
|
38,1%
|
Bevolking 15-64 jaar
|
|
16,9%
|
4,9%
|
21,8%
|
1,5%
|
23,3%
|
Totale bevolking
|
|
11,2%
|
3,2%
|
14,5%
|
1,0%
|
15,4%
|
3/4 van de publieke dienstverlening is gericht op service aan de bevolking
Het aandeel tewerkgestelden in het overheidsbestuur (punt 1 van de tabel
hierboven), berekend als % van de publieke dienstverlening is 25,3%.
D.w.z. dat 1/4 van de totale publieke loontrekkende dienstverlening
naar de overheidsbesturen in strikte zin gaat, 3/4 gaat naar
maatschappelijke, medische, sociale en economische dienstverlening onder z'n
meest diverse vormen. Onder het mom van de sanering van het
overheidsbestuur beoogt de marktsector en haar exponenten vooral deze 3/4
publieke dienstverlening aan de bevolking te destabiliseren en open te
breken voor concurrentie, winstoogmerk en onafwendbare afbouw. De Financiële
crisis is mede te verklaren door de volledige afbouw van de Overheidscontrole
en het ten onrechte negatief ingekleurde 'overheidsinmengingen'. In
België waren nog amper 2.797 personen actief en dan nog buiten het
beschermde openbare statuut, om de Bank- en financiële sector in het oog te
houden (zie tabel hierboven).
Publieke
dienstverlening in % op publieke tewerkstelling - 06/2007 in België -
Bron: RSZ, RSZ-PPO, RSVZ
|
|
Nace
|
Loontrekkende
tewerkstelling
|
Zelfstandig
|
Algemeen
|
|
sectie
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
RSZ
|
in
hoofd-
|
Totaal
|
|
|
|
|
+
RSZ-PPO
|
beroep
|
|
1.
Tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienstverlening
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
0,3%
|
1,8%
|
0,6%
|
0,0%
|
0,6%
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
5,1%
|
0,8%
|
4,1%
|
0,0%
|
3,9%
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
4,6%
|
0,2%
|
3,6%
|
0,0%
|
3,4%
|
Financiële instellingen
|
J
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
1,4%
|
0,0%
|
1,1%
|
0,0%
|
1,0%
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
0,0%
|
0,1%
|
Andere
|
CDGZ
|
0,1%
|
0,1%
|
0,1%
|
0,0%
|
0,1%
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
11,9%
|
3,0%
|
9,9%
|
0,0%
|
9,3%
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
Openbaar bestuur
|
L
|
18,3%
|
49,7%
|
25,3%
|
0,4%
|
23,7%
|
Onderwijs
|
M
|
29,2%
|
3,9%
|
23,5%
|
3,2%
|
22,2%
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
31,3%
|
36,2%
|
32,4%
|
44,7%
|
33,2%
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
9,3%
|
7,2%
|
8,9%
|
51,7%
|
11,6%
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
88,1%
|
97,0%
|
90,1%
|
100,0%
|
90,7%
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
2. Andere private tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
Totaal tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
42,1% van de loontrekkende tewerkstelling en 16,1% van de zelfstandigen is
publieke dienstverlening
100% van de RSZ-PPO tewerkstelling is publieke dienstverlening en 36,1%
van de RSZ-tewerkstelling. Samen met de 16,1% zelfstandigen die
ondermeer met RIZIV-betoelaging (gezondheidszorg) in de publieke
dienstverlening werken is 38,1% van de werkende bevolking actief voor
publieke dienstverlening.
Publieke
dienstverlening in % op tewerkstelling - 06/2007 in België - Bron:
RSZ, RSZ-PPO, RSVZ
|
|
Nace
|
Loontrekkende
tewerkstelling
|
Zelfstandig
|
Algemeen
|
|
sectie
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
RSZ
|
in
hoofd-
|
Totaal
|
|
|
|
|
+
RSZ-PPO
|
beroep
|
|
1.
Tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienstverlening
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
0,1%
|
1,8%
|
0,3%
|
|
0,2%
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
1,8%
|
0,8%
|
1,7%
|
|
1,5%
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
1,7%
|
0,2%
|
1,5%
|
|
1,3%
|
Financiële instellingen
|
J
|
0,1%
|
|
0,1%
|
|
0,1%
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
0,5%
|
|
0,5%
|
|
0,4%
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
0,1%
|
|
0,1%
|
|
0,1%
|
Andere
|
CDGZ
|
0,0%
|
0,1%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
4,3%
|
3,0%
|
4,2%
|
|
3,5%
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Openbaar bestuur
|
L
|
6,6%
|
49,7%
|
10,7%
|
0,1%
|
9,0%
|
Onderwijs
|
M
|
10,5%
|
3,9%
|
9,9%
|
0,5%
|
8,5%
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
11,3%
|
36,2%
|
13,6%
|
7,2%
|
12,7%
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
3,4%
|
7,2%
|
3,7%
|
8,3%
|
4,4%
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
31,8%
|
97,0%
|
37,9%
|
16,1%
|
34,6%
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
36,1%
|
100,0%
|
42,1%
|
16,1%
|
38,1%
|
2. Andere private tewerkstelling
|
|
63,9%
|
0,0%
|
57,9%
|
83,9%
|
61,9%
|
Totaal tewerkstelling
|
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
100,0%
|
Meer dan 1/3 van de werkzaamheidsgraad komt voort uit publieke
dienstverlening
De publieke dienstverlening brengt 23,3%
bij aan de werkzaamheidsgraad die in België 61,1% bedraagt in 2007.
Als de publieke dienstverlening berekend wordt als een % van de bevolking
tussen 15
en 64 jaar (de beroepsactieve bevolking) dan wordt het % duidelijk dat
bijdraagt aan de werkzaamheidsgraad in België. Van de 61,1%
werkzaamheidsgraad is 23,3% publieke dienstverlening, het verschil,
zijnde 37,8% komt voort uit andere economische activiteiten.
Publieke
dienstverlening in % op 15-64-jarigen - 06/2007 in België - Bron:
RSZ, RSZ-PPO, RSVZ
|
|
Nace
|
Loontrekkende
tewerkstelling
|
Zelfstandig
|
Algemeen
|
|
sectie
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
RSZ
|
in
hoofd-
|
Totaal
|
|
|
|
|
+
RSZ-PPO
|
beroep
|
|
1.
Tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienstverlening
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
0,0%
|
0,1%
|
0,1%
|
|
0,1%
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
0,9%
|
0,0%
|
0,9%
|
|
0,9%
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
0,8%
|
0,0%
|
0,8%
|
|
0,8%
|
Financiële instellingen
|
J
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
|
0,2%
|
Extraterritoriale
diensten
|
Q
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Andere
|
CDGZ
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
2,0%
|
0,1%
|
2,2%
|
|
2,2%
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
|
0,0%
|
Openbaar bestuur
|
L
|
3,1%
|
2,4%
|
5,5%
|
0,0%
|
5,5%
|
Onderwijs
|
M
|
4,9%
|
0,2%
|
5,1%
|
0,0%
|
5,2%
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
5,3%
|
1,8%
|
7,1%
|
0,7%
|
7,7%
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
1,6%
|
0,4%
|
1,9%
|
0,8%
|
2,7%
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
14,9%
|
4,7%
|
19,7%
|
1,5%
|
21,2%
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
16,9%
|
4,9%
|
21,8%
|
1,5%
|
23,3%
|
2. Andere private tewerkstelling
|
|
30,0%
|
0,0%
|
30,0%
|
7,8%
|
37,8%
|
Totaal tewerkstelling
|
|
46,9%
|
4,9%
|
51,8%
|
9,3%
|
61,1%
|
|
|
|
|
|
|
|
14,5% van de Belgische
bevolking is actief in de publieke dienstverlening
Zoals Johan Albrecht terecht
in z'n artikel voor Itinera beklemtoont wordt de publieke tewerkstelling
best afgemeten aan het totaal aantal inwoners, en dit ondermeer om
statistische redenen. Als men enkel het % berekent op het aantal werkenden
krijgt men een scheeftrekking wanneer er een hoog aantal werklozen of
niet-actieven is. Daarbij komt dat de 'publieke dienstverlening' best
afgemeten wordt aan het totale publiek dat aanwezig is, nl de gehele bevolking.
In België is 14,5% van de bevolking ingeschakeld in de publieke
dienstverlening.
Publieke
dienstverlening in % op bevolking - 06/2007 in België - Bron: RSZ,
RSZ-PPO, RSVZ
|
|
Nace
|
Loontrekkende
tewerkstelling
|
Zelfstandig
|
Algemeen
|
|
sectie
|
RSZ
|
RSZ-PPO
|
Totaal
RSZ
|
in
hoofd-
|
Totaal
|
|
|
|
|
+
RSZ-PPO
|
beroep
|
|
1.
Tewerkstelling
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienstverlening
|
|
|
|
|
|
|
1. Publieke dienst buiten OESO-def.
|
|
|
|
|
|
|
Energie/Water
|
E
|
0,0%
|
0,1%
|
0,1%
|
0,0%
|
0,1%
|
Vervoer en ondersteuning vervoer
|
I
|
0,6%
|
0,0%
|
0,6%
|
0,0%
|
0,6%
|
Post en telecommunicatie
|
I
|
0,5%
|
0,0%
|
0,5%
|
0,0%
|
0,5%
|
Financiële instellingen
|
J
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
Diensten aan ondernemingen
|
K
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
0,0%
|
0,2%
|
Extraterritoriale diensten
|
Q
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
Andere
|
CDGZ
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
Totaal buiten OESO-definitie
|
|
1,3%
|
0,1%
|
1,4%
|
0,0%
|
1,4%
|
2. Publieke dienst binnen OESO-def.
|
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
0,0%
|
Openbaar bestuur
|
L
|
2,1%
|
1,6%
|
3,7%
|
0,0%
|
3,7%
|
Onderwijs
|
M
|
3,3%
|
0,1%
|
3,4%
|
0,0%
|
3,4%
|
Gezondheid/maatsch. dienst
|
N
|
3,5%
|
1,2%
|
4,7%
|
0,4%
|
5,1%
|
Gemeensch./Cult./Pers. dienst
|
O
|
1,0%
|
0,2%
|
1,3%
|
0,5%
|
1,8%
|
Totaal publiek binnen OESO-def.
|
|
9,9%
|
3,1%
|
13,0%
|
1,0%
|
14,0%
|
Totaal
publieke dienstverlening
|
|
11,2%
|
3,2%
|
14,5%
|
1,0%
|
15,4%
|
2. Andere private tewerkstelling
|
A-K/P-Z
|
19,9%
|
0,0%
|
19,9%
|
5,2%
|
25,0%
|
Totaal tewerkstelling
|
|
31,1%
|
3,2%
|
34,3%
|
6,2%
|
40,5%
|
Het ACV-rapport openbare diensten:
Tewerkstelling
in de Openbare Sector, een dynamisch gegeven
In het belangwekkende en doorwrochte ACV-rapport worden de openbare diensten beperkt
tot de
'syndicale' aflijning, dwz de publieke geondheidszorg en welzijnszorg wordt
meegeteld, de privatie ziekenhuizen, bejaardenhomens, gehandicaptenzorg enz met
met meestal VZW-'s als initiatiefnemer worden in hun
berekeningen niet meegeteld. Voor Europa, en de denktanken met bv Johan
Albrecht in z'n nota, behoort uiteraard de gehele gezondsheids- en welzijnszorg tot de
openbare/publieke dienstverlening. Voor Europa, en voor npdata, komen daar
uiteraard ook de door het
RIZIV en overheid betaalde zelfstandig uitegoefende gezondheidszorg bij. De
vaststellingen en conclusies van de ACV-analyse zijn, wat het algemene
overzicht betreft wetenschappelijk correct
en onderbouwd en een goed antwoord op de te pas en vooral te onpas
geformuleerd bedenken die de vervanging van overheid door markt en het
winstmotief in plaats van solidariteit voor ogen hebben.
Door het afscheiden evenwel van de Publieke Gezondheidszorg van de Private in de NACE
N-sectie kan de globale evolutie niet correct ingeschat worden. Het ACV
openbare diensten stelt een vermindering vast van de zorgsector, ondanks
de Sociale Maribel. Dit is maar schijn omdat een goed aantal grotere
gezondheidsinstellingen (ziekenhuizen) of werknemers zijn overgegaan van het
publieke naar het private (VZW)statuut. Enkel een globaal beschouwen van de
N-sectie (gezondheid en Welzijn) kan in evolutieperspectief een correcte beeld
opleveren. De door hen vastgestelde "verdubbeling
van de private-nonprofit" (syndikaal ondergracht bij BBTK en LBC-NVK, die
spijtig genoeg niet betrokken werden in de opmaak van het rapport) heeft
natuurlijk ook
plaatsgevonden bij de "openbare 'non-profit". De publieke sector is
altijd meegegaan in de Non-Profit-akkoorden, die mede of vooral door de
private non-profit werd afgedwongen in de Wtte Woede van de laatste 20 jaar.
De overgang van ziekenhuizen en bejaardenhomes van publiek- naar privaatinitiatief
(cfr de verschillende fusies van openbare en private ziekenhuizen) trekt het specifiek beeld voor
beiden uiteraard scheef. Enkel de globale evolutie van de Non-Profitsectoren
in hun geheel lever een werkelijk beeld op.
Het is evenwel toch eigenaardig dat het recente ACV-rapport over de openbare
dienstverlening van 24/09/2008 weinig publieke aandacht gekregen heeft en geen belletje heeft doen rinkelen
om het beeld te verruimen en verscherpen. Dat is wel gebeurd in de AD SEI
persberichten waar in het Itinera-rapport van Johan Albrecht werd opgenomen
zodat de indruk gewekt werd dat het om het 'officiële' uitgave, of minstens
om een door de overheid gevalideerde uitgave ging. Ten onrechte zoals
uit deze nadere beschouwing en ondermeer ook uit de ACV-rapport blijkt.
En de dienstencheques, is
dat geen 'publieke dienstverlening'?
In feite zijn de Dienstencheques,
gezien vanuit hun quasi volledige financiering met RSZ- en
belastingsgelden, publieke
dienstverlening en dienen in feite meegeteld te worden in het algemene
overzicht. Met 66.075 jobs einde juni 2008 vormen zij 1,8% van de
tewerkstelling in België en brengen zij het totaal % Publieke Dienstverlening
op 43,9% van de loontrekkende tewerkstelling. Met de huidige steun aan de Banken en het
financiewezen volgt de Belgische staat in feite het voorbeeld met de
overheidssteun die zij al
gegeven hadden aan het Belgische Kuis- en Strijkwezen voor de gezinnen.
Op komst: Analyse per gewest, historische evolutie en vergelijking met
OESO-landen
Omdat binnen het bestek van deze BuG slechts een beperkt aantal
facetten aan de orde konden komen wordt het deel over de Publieke Dienstverlening per
gewest, de analyse van de Publieke Dienstverlening in
België en per gewest tussen 1997 en 2007 en een vergelijking met de OESO-landen naar
volgende BuG's verschoven.
Vooral de historische evolutie moet toelaten om de analyse en conclusie van
Johan Albrecht onder het licht te houden: "De sector gezondheid en maatschappelijke
dienstverlening is
met een toename van de tewerkstelling van maar liefst 27.5% in zeven jaar tijd
zonder meer de groeimotor achter de evolutie van de totale
overheidstewerkstelling." Omdat hij in z'n evolutiebeschrijving maar van 2001 vertrekt valt een
goed stuk van de Social Maribel tewerkstelling weg en is het
stijgingspercentage in de Non-Profitsectoren groter dan hij berekent. Maar Abrecht
stelt toch al volgende onrustwekkende vraag:
"...
Weinigen stellen zich de vraag tot welke maatschappelijke meerwaarde deze
expansie heeft geleid. De levensverwachting en de sterftecijfers zijn niet
bepaald spectaculair veranderd tussen 2001 en 2007... Is deze evolutie naar
een toekomstbeeld van ‘verzorgers en verzorgden’ echter duurzaam vanuit
een budgettair oogpunt?" En hij suggereert dat een verdere keuze
voor de uitbouw van Welzijn en Gezondheid onontkoombaar moet gebeuren door een
(verdere) afbouw van het Overheidsbestuur, hetgeen maar een dwingend karakter
zal krijgen door de belastingen te verminderen.
De Witte Woede en haar vakbonden verwittigd en uitgedaagd
In z'n nota Slank,
zwaarlijvig of onbegrensd? Een analyse van de publieke tewerkstelling in
België tussen 2001 en 2007 veegt Johan
Albrecht 20 jaar syndicale actie en haar resultaat in uitbouw
personeelsomkadering en redelijk betaalde tewerkstelling in de Gezondheids- en
Welzijnssectoren te gemakkelijk van tafel. De Witte Woede en haar vakbonden zijn verwittigd
en in feite uitgedaagd tot verder debat. Johan Albrecht heeft minstens de
verdienste het debat te documenteren en inhoudelijk aan te gaan.
Jan Hertogen, socioloog
|