Zuigt de metaalsector het BEV (al jaren) uit?
Zijn de problemen in het BEV-stelsel een probleem van te weinig inkomsten, of, wordt er (in bepaalde sectoren) teveel gebruik van gemaakt zoals sommige sociologen beweren?

Een recent artikel benadert cijfers en gegevens éénzijdig vanuit de achtergrond van de non-profit-sector. Laat deze sector nou net een gemiddeld jongere en beter geschoolde sector zijn dan de secundaire sector.
De metaalsector vind het recht op vorming geen kwestie van woorden, maar van daden. Daarom heeft ACV-Metaal de voorbije jaren geprobeerd om dit recht op vorming via sectorale CAO’s te realiseren. Wij zijn van oordeel dat het veel beter is te ijveren voor méér rechten, kansen en middelen voor vorming/opleiding; eerder dan een sector (inclusief de werknemers ervan) de zwarte piet toe te schuiven.

De stap wordt plots erg klein en werkt misschien inspirerend (voor anderen) om morgen vergelijkbare tabellen op te maken rond welke sector het meest "gebruik maakt" van werkloosheid, ziekte, arbeidsongevallen,...

Het artikel nodigt ons uit om een aantal antwoorden te formuleren.

Lissabon 2000

In het jaar 2000 werden de Lissabon-doelstellingen gelanceerd. Hiermee wil de Europese Unie een strategie ontwikkelen die in maart 2000 van start ging en die beoogt tegen 2010 de EU tot de meest dynamische en de meest concurrerende economie van de wereld te maken. De Belgische overheid heeft deze doelstellingen (innoveren door meer kennis, innovatie en opleiding) mee onderschreven.

Cijfers

De Europese Unie formuleerde als doelstelling dat het aandeel van de deelnemers (tussen 15 jaar en 64 jaar) aan vorming en opleiding, 12,5% moet bedragen tegen 2010.

De recentste cijfers wijzen uit dat we nog een hele weg hebben af te leggen. In Vlaanderen bedroeg dit percentage 9,1% in 2005 (komende van 9,8% in 2004). Het Europese kengetal in Europa bedroeg 10,3% in 2005.

Daartegenover zijn slechts 2,6% van de loontrekkende werknemers gebruikers van het BEV en omvat het BEV amper 0,04% van de totale loonkost.

In tegenstelling tot de handhaving en de versterking van het vormingsbeleid, perkte de regering het recht op individuele vorming in. De wet op het BEV (1985) is het resultaat van een langdurige sociale strijd en een historisch akkoord tussen de sociale partners en de beleidsverantwoordelijken. Het BEV is een democratisch stelsel dat vormingsmogelijkheden biedt aan kortgeschoolde of oudere werknemers: zij worden nu benadeeld!

Het statuut van de metaalbewerker

Ook ACV-Metaal schreef “levenslang bijblijven” in, in “het statuut van de metaalbewerker”. Metaalbewerkers moeten inzetbaar en “bij” blijven omdat dit de beste garantie is op zekerheid van werk en inkomen. Dit kan omdat ze het recht hebben om levenslang te leren.

Dit recht begint bij een goede basisopleiding, verzekerd door het onderwijs. Voor arbeiders uit onze sectoren is dit zeer vaak het BSO of TSO. Ook dit is dringend aan opwaardering toe.
Na aanwerving hebben metaalbewerkers recht op een “onderhoudscontract”. Dit betekent enerzijds het recht op permanente bij/her/omscholing en actualisering en bijsturing van hun kennis maar anderzijds impliceert dit ook een werkpost met inhoud.

Hiernaast heeft elke metaalbewerker recht om op eigen initiatief opleidingen naar eigen keuze en behoeften te volgen via het Betaald Educatief Verlof (BEV).

Zuigt de metaalsector het BEV (al jaren) uit?
Zijn de problemen in het BEV-stelsel een probleem van te weinig inkomsten, of, wordt er (in bepaalde sectoren) teveel gebruik van gemaakt zoals sommige sociologen beweren?

Een recent artikel benadert cijfers en gegevens éénzijdig vanuit de achtergrond van de non-profit-sector. Laat deze sector nou net een gemiddeld jongere en beter geschoolde sector zijn dan de secundaire sector.

De metaalsector vind het recht op vorming geen kwestie van woorden, maar van daden. Daarom heeft ACV-Metaal de voorbije jaren geprobeerd om dit recht op vorming via sectorale CAO’s te realiseren.

Wij zijn van oordeel dat het veel beter is te ijveren voor méér rechten, kansen en middelen voor vorming/opleiding; eerder dan een sector (inclusief de werknemers ervan) de zwarte piet toe te schuiven.

De stap wordt plots erg klein en werkt misschien inspirerend (voor anderen) om morgen vergelijkbare tabellen op te maken rond welke sector het meest "gebruik maakt" van werkloosheid, ziekte, arbeidsongevallen,...

Het artikel nodigt ons uit om een aantal antwoorden te formuleren:

Kiezen voor investeren in werknemers!

De metaalsector hecht veel belang aan het investeren in innovatie via vorming en bijscholing. Dit gebeurt op 2 pistes: individueel via het stelsel van het BEV en collectief via de sectorale vormingsfondsen. Voor beide stelsels worden aparte sociale bijdragen betaald.

Bizar toch dat “kiezen voor vorming” als een kost wordt benaderd, en, “kiezen voor nieuwe machines” als investeren wordt betiteld.

Niet toevallig in de secundaire sector!

De teloorgang van een aantal industriële activiteiten beperkt zich niet alleen tot de textielnijverheid in België. Ook de metaalsector deelt hier en daar in de klappen. De werknemers in de secundaire sector voelen des te meer de nood aan om zich via permanente vorming een plaats te moeten verwerven of behouden op de arbeidsmarkt. Sommigen doen dit door zich verder te specialiseren in het vak waar ze momenteel werken, anderen kiezen er voor nieuwe competenties te verwerven in functie van een betere inzetbaarheid.

Betaald Educatief Verlof: een recht?

- Het recht op BEV werd bij Wet ingeschreven in 1985. Toch blijkt vaak dat enkel werknemers in grotere ondernemingen (vaak in de secundaire sector) van dit stelsel kunnen en mogen gebruik maken. In vele kleinere en middelgrote ondernemingen of bij dagwerkers is de opname van dit verlofstelsel gewoon niet bespreekbaar.
- Dezelfde wet voorziet in een planningsmechanisme waarin de Ondernemingsraad of de Syndicale Delegatie betrokken moet worden. Die planning houdt rekening met zowel de interne organisatie van de onderneming als met de specifieke belangen en situaties van iedere werknemer. Op die wijze kan men er voor zorgen dat lesuren zo weinig mogelijk samenvallen met arbeidsuren. Hierdoor wordt ook vermeden dat alle werknemers tegelijk BEV zouden opnemen.

Sectorale vormingsfondsen als antwoord op ‘bedrijfsbehoeften’

- Naast de interprofessionele bijdrage voor de risicogroepen (minimum 0,10% op de loonmassa ) betalen de metaal-werkgevers nog een extra bijdrage ter financiering van de sectorale vormingsfondsen (tussen 0,10% en 0,70%). Deze sectorale vormingsfondsen staan onder meer in voor de ‘bedrijfsvormingsbehoeften’.

- Daarenboven stelt zich in het Technisch en Beroeps Secundair Onderwijs een schrijnend tekort aan modern lesmateriaal. Hierdoor missen de schoolverlaters de nodige competenties om onmiddellijk in de sector aan de slag te kunnen. Om hieraan tegemoet te komen biedt het sectoraal vormingsfonds specifieke trajecten aan deze jongeren aan. Heel concreet financiert het vormingsfonds de opleiding, de infrastructuur en het materieel. Het loonverlies wordt aan de werkgevers gedeeltelijk ‘gecompenseerd’ via het stelsel van het BEV.

Wie stout is krijgt lekkers, de anderen …

- Reeds naar aanleiding van het Congres van ACV-Metaal in 2001 werden de metaalbewerkers van België aangemoedigd om meer vormingskansen te benutten. In een aantal sectoren heeft dat geleid tot persoonlijke en ondernemingsgerichte opleidingsplannen. Het stimuleringsbeleid bracht met zich mee dat dit in een positieve vormingsspiraal terecht kwam

De metaalsector heeft zijn best gedaan in de Lissabonklas.
Of toch niet?