Enkele overwegingen bij
de beknotting van de vrijheid van kledij en volgen van kledingcode verbonden
aan godsdienst
en bij de door het GO! opgelegde segregatie van leerlingen van moslimreligie.
1. Als een café zonder bier
Als één na één de cafés stoppen met nog bier te tappen en er uiteindelijk
nog maar enkele overblijven wordt het daar een grote drukte. Als die
cafébazen dan oordelen dat het welletjes geweest is en besluiten ook hun
tapkraan voor bier dicht te draaien is er groot gemor en opstandigheid. De
cafébazen en hun overkoepelende vereniging oordelen daarna dat het nu wel
genoeg bewezen is dat bier willen drinken tot opstandigheid leidt en overal
moet verboden worden. Dat is zo ongeveer het scenario geweest, de
concurrentie tussen scholen die een na een de hoofddoek verboden, zoals Ides
Nicaise stelt, hetgeen tot een algemeen verbod geleid heeft. Daarna kon men
zeggen dat de (tegen)reactie, het niet aanvaarden ervan duidt op de
onverdraagzaamheid van de islam en op ‘extremistische’ standpunten. Imam
Talouil wordt dan de afgevaardigde van de duivel als hij voorstelt eigen
Islamscholen op te richten. Voor de goede orde vergeet men dat de oprichting
van eigen scholen een grondwettelijk recht is en dat de Imam beklemtoont dat
het algemene scholen zullen zijn, waar iedereen, ook katholieken,
vrijzinnigen en joden welkom zijn, scholen die zich volledig zullen
conformeren aan alle vereisten van de Vlaamse gemeenschap. Men kan zich dan
afvragen bij wie de redelijkheid zoek is.
2. Door hoofddoekverbod versterkt men wat men wil vermijden
Henri Goldman, Marc Laquière en vele anderen wijzen er op dat de
hoofddoek een non-issue is, en een verbod alleen koren op de molen is van
wie godsdienst en islam aanwenden voor maatschappelijke destabilisatie. De
problematisering en feitelijke aversie tegen de islam en haar gelovigen is
een essentieel element in de verantwoording van het hoofddoekverbod. Henri
Goldman, noemt dit niet alleen contraproductief maar het creëert juist het
draagvlak waarop niet-goed menenden, of wie een ander (niet-religieus)
agenda heeft actief kunnen zijn en aan invloed winnen. Die nu de mond vol
hebben over het geven van alle kansen aan iedereen zijn diegenen die voor de
uitsluiting, de discriminatie en het ontnemen van ontwikkelingskansen zorgen.
Het alsmaar herhalen dat het onder druk is dat de hoofddoek gedragen wordt,
en dat zij de meisjes voor die druk willen beschermen, dat de islam
achterlijk is (schijnhuwelijken, meisjes thuis houden,…) en voor
onveiligheid zorgt, dat men bedreigd wordt enz, tendeert naar islamofobie,
die, zoals het CGKR in haar laatste jaarverslag stelt, een vorm van racisme
is.
3. Antwerpen is nog altijd niet klaar met zijn verleden en de wonde van
40% rechts extremisme
De miskenning van de godsdienstvrijheid en -beleving door het algemeen
hoofddoekverbod in de scholen is een dolk in de rug van de moslimgemeenschap
die er altijd op vertrouwd heeft binnen de bestaande onderwijsnetten
volwaardig onderwijs te krijgen met inbegrip van het dragen van de hoofddoek.
Zij krijgen nu de rekening voorgelegd van deze loyauteit en worden nu zelf
als ondankbaar, deloyaal en onverdraagzaam voorgesteld. In feite wordt nu
het recht op godsdienstbeleving binnen het onderwijs op een algemene wijze
in het Gemeenschapsonderwijs verboden en in de andere netten afhankelijk
gemaakt van plaatselijke directies. Ook in het katholieke onderwijs zullen
zij, bij acceptatie van de hoofddoek, in principe geen islamlessen kunnen
volgen. De beslissing van het Gemeenschapsonderwijs krijgt het karakter van
een ‘uitzonderingsmaatregel’, die tot doel heeft een bevolkingsgroep een
grondrecht te ontnemen op basis van religie, in de lijn van wat het
nationaal-socialisme in het bezette Antwerpen beoogde door beetje bij
beetje de rechtspositie van de joodse bevolking te ondergraven. Antwerpen is
nog niet klaar met zijn verleden en het trauma van 40% extreem-rechts
stemgedrag. Waar Antwerpen haar eerste kans t.a.v. de joden voor en
gedurende WO II voor een goed deel gemist heeft zijn zij goed op weg om ook
hun tweede kans met de moslimaanwezigheid te missen en daarbij het gehele
onderwijsgebeuren in hun exclusie mee te trekken. Wie maakt daarvan eens de
historische balans?
4. Imam Taloui komt op voor moslims zoals Cardijn voor de jonge arbeid(st)ers
De wijze waarop Nordine Talouil bij het hoofddoekverbod in de Athenea van
Antwerpen en nu ook bij de beslissing van de Raad van het GO, ondermeer door
sommige journalisten bejegend wordt (zie DS van 12/09/09) is abberant. De
Imam stelt zich niet meer of minder op in de Vlaamse traditie van ondermeer
Cardijn, die als kapelaan de katholieke belevingsmogelijkheid in werk en
samenleving van katholieke jongens en meisjes behartigd heeft. Hij komt
consequent, open en verdraagzaam op voor het belang van gelovige jongeren,
het siert hem.
5. Niet Imam Talouil maar de scholen van het gemeenschapsonderwijs
waren onwettig.
De uitval van Selahattin Koçak tegen de Imam is ongelukkig en volledig
onterecht. Het is niet Imam Talouil die zogezegd verantwoordelijk zou zijn
voor de veralgemening van het hoofddoekverbod. De auditeur van de Raad van
State oordeelde dat het hoofddoekverbod door plaatselijke gemeenschapscholen
in de laatste decennia onwettig was. Door de klacht van de scholiere langs
Vrije Keuze is dit eindelijk gebleken. In plaats van te beseffen
welke schade het gemeenschapsonderwijs aangericht heeft bij de meisjes die
jaar en dag in hun onderwijskeuze en godsdienstbeleving belemmerd zijn zou
de Raad van het Gemeenschapsonderwijs zich best bezinnen over wat zij hen
heeft aangedaan en het hoofddoekverbod verbieden. Zij moeten zeker niet de
onwettigheid van jaren, met één klap legitimeren door een hoofddoekverbod
voor iedereen in te stellen, ook voor de meisjes die tot nu toe wél in de
gelegenheid waren een hoofddoek te dragen. Het is de wereld volledig op z’n
kop. Wie jaren onterecht een verbod oplegde wordt beloond, wie de hoofddoek
toestond wordt bestraft. Koçak zou dus zijn woede niet moeten richten tegen
de Imam, die evenzeer als hijzelf opkomt voor het belang van moslims maar
zijn woede richten tegen wie deze ellende veroorzaakt heeft, die de wet
jaren naast zich neergelegd heeft en niet wijzer wil worden, nl. de Raad van
het Gemeenschapsonderwijs. Maar er is meer.
6. Hoofddoekverbod is in strijd met het neutraliteitsbeginsel van het GO
De Raad van
State stelt in haar vonnis van 2 juli 2009 de islamlerares in het gelijk
die, tegen het schoolreglement in,
de hoofddoek ook buiten de islamles droeg. De Raad van state keurt in feite
het dragen van een hoofddoek goed in de gehele school voor alle
islamleerkrachten in het Gemeenschapsonderwijs na 2 juli 2009. Op 11
september 2009 legt de Raad van het Gemeenschapsonderwijs evenwel dit Arrest
zonder blikken en blozen naast zich neer en wordt de hoofddoek niet alleen
verboden voor islamleerkrachten maar ook voor de leerlingen. Hiermee daagt
de Raad van het Gemeenschapsonderwijs de Raad van State uit en riskeert zij
voor de tweede maal een blamage wanneer zal blijken dat de leerkrachten
islam overal in de school en op alle momenten de hoofddoek mogen aanhouden,
omdat, zoals de Raad van State motiveerde « het dragen van de hoofddoek door
die godsdienstleerkracht, kan gezien worden als een element van “interne
verscheidenheid [...], ... waardoor het gemeenschapsonderwijs op “[...]
spontane, natuurlijke wijze het wederzijds begrip tussen mensen met
verschillende levensbeschouwelijke en maatschappelijke visies [bevordert],
dat de “geest [van de leerlingen en cursisten] ontvankelijk [maakt] voor de
veelzijdigheid en verscheidenheid van waarden in de samenleving”. De Raad
van State haalt hier letterlijk de neutraliteitsverklaring van het
Gemeenschapsonderwijs aan ! Anders gezegd, bij het dragen van de hoofddoek
door de islamleerkracht wordt het ‘neutraliteitsbeginsel’ in de praktijk
gebracht. Wat in deze opgaat voor de leerkracht gaat a fortiori op voor de
leerlingen voor wie de leerkracht het voorbeeld geeft. En uiteraard ook voor
leerkrachten met islamachtergrond die nu maar met mondjesmaat aanwezig zijn
in het onderwijs.
7. Nieuwe klachten bij de Raad van State kunnen leiden tot algemeen toelaten
hoofddoek
Het enige waar de Raad van het Gemeenschapsonderwijs in de
motivatie van haar beslissing tot hoofddoekverbod denkt op te kunnen spelen
is het argument dat de islam onverdraagzaam is, op segregatie in de school
aanstuurt en de vrije keuze van de leerlingen niet respecteert, argumenten
die zoals gezegd, tenderen naar islamofobie. De Raad van State is in haar
vonnis van 2 juli 2009 evenwel van oordeel dat binnen de school zelf het
leven in verscheidenheid , ‘zoals in de samenleving’ moet gerealiseerd
worden. Nieuwe klachten bij hoogdringendheid bij de Raad van State tegen het
verbod om de hoofddoek te dragen, zowel door leerkrachten Islam en andere
met islamachtergrond als door de leerlingen zelf, zullen, in de lijn van het
vonnis van 2 juli 2009, kunnen leiden tot een Arrest dat een veralgemening
van het dragen van de hoofddoek door leerkrachten en leerlingen in alle
scholen van het gemeenschapsonderwijs tot gevolg heeft. Het is verwonderlijk
dat in gans de discussie en motivering, het Arrest van de Raad van State van
2 juli 2009 onder de mat geveegd wordt. De Raad van het
Gemeenschapsonderwijs voelt hier duidelijk al nattigheid en denkt wellicht
door een algemeen verbod op hoofddoeken al een zeker maatschappelijk en
politiek draagvlak te creëren om deze juridische beslissingen te betwisten.
De tekst van het Arrest van de Raad van State van 2 juli 2009 kan hier
gedownload worden:
Arrest Raad van State 195044 - download pdf.
8. Toelaten hoofddoek op school en werk, opdracht voor de arbeidersbeweging
De
arbeidersbeweging, ondermeer de christelijke, heeft zich 40 jaar geleden
hard ingezet om arbeiderskinderen gelijke kansen te geven, ondermeer door de
oprichting van PMS dat later CLB is geworden. Die democratisering is maar
met mondjesmaat gelukt en voor de huidige generatie arbeiderskinderen uit de
migratie in grote mate mislukt. Diezelfde arbeidersbeweging staat voor de
taak op het politieke vlak, in het onderwijs en op het werk de vrijheid van
kledingdracht te bewerkstelligen als instrument van democratisering en het
geven van gelijke kansen aan iedereen. Het enige alternatief is het
oprichten van een islam scholennet dat binnen enkele decennia ertoe zal
leiden dat naast de Katholieke Hogeschool Antwerpen, Brussel en Leuven ook
een Islam Hogeschool Antwerpen enz. tot stand komt, die geëmancipeerde en
kwaliteitsvolle afgestudeerden zal afleveren, zoals nu het geval is voor het
katholieke onderwijs. Maar dit wordt uitdrukkelijk niet gewenst door
Vrije Keuze, evenmin als door Imam Talouil, maar het is wel een
consequentie die zij (moeten) nemen als de georganiseerde uitsluiting, de
uitzonderingsmaatregel t.a.v. de vrije beleving van godsdienst en het volgen
van kwalitatief onderwijs niet (meer) in het bestaande onderwijsaanbod
mogelijk is. En iedereen, ook de bestaande netten, dienen hen dan, in de
uitbouw van een eigen net te helpen, bij te staan en hun ervaring door te
geven.
Jan
Hertogen,
socioloog
14 september 2009 |