Betaald educatief Verlof van faillissement gered

De afgelopen weken was er nogal wat tumult over een regeringsbeslissing van 20 juli 2006, om het jaarlijks aantal uren betaald educatief verlof in te perken. Hoe is het mogelijk dat een minister van werk, die de mond vol heeft van het belang van levenslange vorming en opleiding, kon overgaan tot een dergelijke ingreep?

Ieder zijn rol

De beroepsopleiding van werkzoekenden is een opdracht van de regio's en iedere regio heeft tijdens de afgelopen jaren ook belangrijke inspanningen geleverd. De opleiding van werknemers is in eerste instantie een opdracht van dé werkgevers. Opleidingen op de werkvloer zorgen immers voor meer productieve en vaardige werknemers.

Daarnaast bestaat in ons land het unieke systeem van het betaald educatief verlof (BEV). Het geeft werknemers uit de privé het recht om algemene, beroeps- taal- of universitaire opleidingen te volgen. Ze behouden dan een geplafonneerd loon. De basisfilosofie is een solidaire financiering van opleidingen die niet direct te maken hebben met de beroepssituatie, maar de werknemer ondersteunen in zijn algemene beroepsperspectieven en capaciteiten.

Het wordt gefinancierd met een vaste overheidsstoelage en een specifieke werkgeversbijdrage. De overheidsbijdrage bedraagt sinds 1994 25.4 miljoen Euro. De werkgevers dragen 0,04 % van de loonmassa bij. In 2005 kwam dat neer op 27.5 miljoen Euro.

Het BEV is bijna failliet

Beide financieringsbronnen volstaan niet meer om het groeiende succes te betalen. Sinds het schooljaar 2000/2001 ligt de kost ver boven de inkomsten. Voor het schooljaar 2004/2005 worden de behoeften aan goedgekeurde dossiers geraamd op 102,4 miljoen, voor het schooljaar 2005/2006 op 118,7 miljoen en voor 2006/2007 op 137,5 miljoen.

Bij de opmaak van de begroting 2006 (in oktober 2005) werd beslist de overheidstoelagen eenmalig Ie verhogen tot 84 miljoen. Het budget kwam daarmee - met de werkgeversbijdrage erbij - op iets meer dan 112 miljoen euro. Tegelijk is beslist om de  terugbetalingjan de werkgever vanaf schooljaar 2006/07 te beperken tot een vast bedrag,  namelijk 15 euro" voor de werknemers onder de 45 jaar en 18 euro voor de werknemers     ouder dan 45. Dit levert 32,8 miljoen besparing. Voor dat schooljaar zal de behoefte geen 137 miljoen zijn, maar 104 miljoen. Omwille van de vertraging in de uitbetaling, zal dit zich echter maar echt laten voelen in het uitgavenjaar 2009. De werkgever mag zijn aanvraag tot terugbetaling immers indienen vanaf einde lopend schooljaar tot 31 december van het jaar daarop.

Maar tegenover die 104 miljoen uitgaven staat een ontvangst van slechts 54 miljoen! Men hoeft echt geen financiële expert te zijn om te begrijpen dat dit niet val te houden is!

Wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen

De verhoogde overheidsinbreng was in principe éénmalig. We hebben de sociale partners reeds in mei gevraagd structurele oplossingen voor te stellen. Maar zij geraakten niet uit hun meningsverschillen. Daarom hebben we tijdens de begrotingscontrole zelf maatregelen genomen, gewoon om het stelsel te redden. Ook voor 2007 is nog eens een verhoogde overheidstoelage van 84 miljoen voorzien. Daardoor zal er ook voor dat jaar een totaal budget van 112 miljoen beschikbaar zijn. Voor het tweede jaar op rij neemt de overheid op die manier 75% van de betalingen op zich.

Maar vanaf het schooljaar 2005-2006 (met de vertraging in de uitbetaling komt dat neer op het begrotingsjaar 2008)"zal alleen nog uitgegeven kunnen worden wat er binnenkomt. De overheid garandeert een gelijke inbreng als de werkgevers. Als de sociale partners dus beslissen om meer te besteden, dan volgt de overheid automatisch. Daarenboven kunnen die partners jaarlijks een aantal zaken bepalen: de bijdragevoet, de verdeelsleutel per type opleiding, de individueel op te nemen uren per type opleiding en de in aanmerking te nemen opleidingen. Tot de partners daar een eerste keer afspraken over gemaakt hebben, was ook beslist om vanaf het schooljaar 2006/07 het aantal uren waarop een werknemer recht heeft te beperken. Maar als de partners dat willen, kunnen zij dat aantal uren weer optrekken. Ze moeten dan wel zorgen voor meer inkomsten of ze moeten aanvaarden dat er per uur minder terugbetaald wordt.

Voor de algemene opleidingen en de taaiopleidingen bedroeg de jaargrens 80 uren. Als ze gegeven worden tijdens de werkuren of samenvallen met een andere opleidingsvorm kon dit opgetrokken worden tot 120 uren. Die optrekking kan niet meer. Voor de beroepsopleidingen (onderwijs sociale promotie en sectorale opleidingen, maar bijvoorbeeld ook middenstandsopleidingen, hoger onderwijs korte type) was de grens  120 uren. Als deze opleidingen gegeven worden tijdens de werkuren of samenvallen met  een andere opleidingsvorm, kon dit opgetrokken worden tot 180 uren. Voortaan bedraagt  de grens 100 uren bedragen. Voor de universitaire opleidingen (en hoger onderwijs lange  type) bedroeg de grens 180 uren. Deze wordt herleid naar 120 uren. Deze inperking levert  in 2009 (wanneer het schooljaar 2006/07 wordt betaald) een besparing op van ruim 10  miljoen.

Overgangsmaatregelen

Sommige studenten die reeds een opleiding begonnen zijn of dit jaar hun opleiding starten, dreigden van deze maatregel te veel negatieve gevolgen te ondervinden. Daarom is vandaag een overgangsmaatregel goedgekeurd. Voor meerjarige opleidingen van het secundair niveau (met inbegrip van basiseducatie) en van hel hoger niveau (zowel korte als lange type en met inbegrip van het hoger onderwijs voor sociale promotie) worden de uren toch niet verminderd, als de opleiding aanleiding geeft tot een diploma. Voor het secundair niveau mag de cursist nog wel niet in het bezit zijn van een diploma voor het hoger secundair, voor het hoger niveau mag de cursist geen ander diploma hoger onderwijs hebben. De bedoeling is dat personen die een eerste diploma willen verwerven dit kunnen doen volgens de uren die in het verleden golden. Deze herziening kost 3,8 miljoen Euro!

Besluit

Het unieke systeem van betaald educatief verlof is veilig gesteld. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het recht op levenslang leren. De belangrijkste illustratie is de massa geld die er in 2006 en 2007 extra inpompt wordt. Tegelijkertijd zijn een aantal maatregelen genomen die de budgettaire ontsporing voor de eerstkomende jaren inperkt, zonder te raken aan de fundamenten van het recht en van de opleidingen die ermee kunnen gevolgd worden. Maar de sociale partners krijgen ook een belangrijke verantwoordelijkheid om dit stelsel structureel leefbaar te houden. Er is trouwens ook afgesproken om over de definitieve uitwerking van het vernieuwde systeem ook met de regio's te overleggen.