BuG 325 – Bericht uit het Gewisse – 11 mei 2016
   
BuG 325 on-line                             Printversie (13p)

Waar zijn de Brusselse werklozen gebleven? Het antwoord.

Bron:
Bevolking 15-29 jaar naar statuut en gewest, 1999-2015


In BuG 316 on-line stelden we vast, op basis van de reële cijfers van RVA en Leefloon op 31/12 tussen 2001 en 2015, dat voor de 15-24 jarigen UVW-werkloosheid apart en vervolgens samengenomen met Leefloon het laagste niveau ooit bereikt was. In BuG 317 on-line wordt deze tendens bevestigd en nagegaan voor elk van de 19 gemeenten in Brussel, nu op basis van gemiddelde jaarcijfers tussen 2000 en 2015. Waar zijn de werklozen gebleven? Aan het werk? Neen zegt de analist van de PVDA, Benjamin Pestieau in Solidair van 13/04/2016, want de tewerkstellingsgraad van 15-24 jarigen gaat achteruit, zo stelt ook de OESO vast. "Sommigen werpen op dat die lagere tewerkstellingsgraad te maken heeft met het feit dat jongeren langer studeren, maar dat klopt niet. Het scholingsniveau steeg wel sinds de jaren '90, toen het hoger onderwijs toegankelijker werd, maar ook dit stagneert sinds begin 2000."

De daling van de werkloosheid wordt dus niet gecompenseerd door tewerkstelling, en ook niet door de verhoging van het % studenten, dat stagneert sinds begin 2000. We hebben onmiddellijk, zoals vorige jaren het detail opgevraagd bij de instantie in de Statistische dienst van België die, in opdracht van Eurostat en als deel van de OESO, instaat voor de Enquête van de ArbeidsKrachten, waaruit ook Benjamin Pestieau z'n gegevens put. Alleen publiceren zij niet standaard het aantal 'studenten' onderscheiden van de 'andere niet-actieven' in de diverse leeftijdsgroepen 15-29 jaar. Na enkele dagen worden vergelijkbare gegevens bezorgd voor de periode 1999-2015 (jaargemiddelden) voor werklozen, werkenden, studenten die niet werken of werkloos zijn en andere niet-actieven. Dit zijn enquêtegegevens op basis van een Europese standaard vraagstelling.

We focussen op de dynamiek van werken, werkloosheid, studeren en niet-activiteit anders dan studeren in de diverse jongerencategorieën. Waar zijn de jongeren gebleven als ze niet werkend zijn en ook niet meer in de werkloosheid terug te vinden zijn, en ook niet in de zelfde mate in de andere-niet activiteit? De vraag zo stellen is ze ook al beantwoorden, nl, in tegenstelling met wat Benjamin Pestieau te vlug aanneemt, bij de studenten.

1. Brongegevens -
Bevolking 15-29 jaar naar statuut en gewest, 1999-2015

De basisgegevens van het EAK 1999-2015 kunnen door Forem, Actiris, VDAB en alle observatiecentra van de werkgelegenheid en werkloosheid opgevraagd worden. Ook deze die hier verwerkt zijn voor de diverse leeftijdscategorieën 15-29 jaar, met verder onderscheid tussen 15-24 en 25-29 jaar, en vervolgens 20-24 jaar en de 18-19 jarigen.

2. Grafische voorstelling

Voor elke leeftijdscategorie worden twee grafieken aangemaakt zodat de vergelijking perfect en visueel mogelijk is voor een tijdsevolutie van 1999 tot 2015. Hierin zit zowel de tewerkstellingspiek van 2003 en de bankencrisis van 2008 met de nawerking van 2011. In de grafiek komt de evolutie van werkenden, werklozen, studenten die niet werken of werkloos zijn en de andere niet-actieven. Dit zijn sluitende categorieën waarbij de onderzoeksvragen om te balen in welke categorie men terechtkwam door de jaren heen constant en vergelijkbaar geweest zijn.

In een eerste grafiek wordt de evolutie langs lijnen weergeven van % op de bevolking. De werkenden drukken dus bv de werkzaamheidgraad uit, de werklozen het % werklozen op de bevolking enz. In een tweede grafiek worden de diverse categorieën in lagen op elkaar gelegd zodat het totaal 100% is. Onderaan de stapelgrafiek worden eerst werklozen en daarbovenop de andere niet-actieven geplaatst. Daardoor kan voor beide samen de mogelijke compensatie afgeleid worden, dwz een doorschuiving van werklozen naar andere niet-actieven wordt perfect zichtbaar in de aflijning boven het lichtblauwe vlak.

3. De bevolking in diverse leeftijdscategorieën

3.1. Totale bevolking van 15 tot 29 jaar


 


Er is een daling van de werkloosheid het laatste jaar die niet gecompenseerd wordt door een eventuele stijging van Ander niet-actieve. De werkenden zijn de laatste zes jaar constant terwijl het % studenten in dezelfde periode stijgt met 5% van 40% in 2012 tot 45% in 2015. Dat is de meest sterke en toch wel verrassende verschuiving binnen deze erg ruime leeftijdsgroep van 15-29 jarigen.

3.2. De 25-29 jarigen

  

 


De daling van de werkloosheid is gematigd bij de 25-29 jarigen. Bij de andere niet-actieven is er een uitgesproken daling de laatste twee jaar. Werkenden zijn na een daling in 2013 opnieuw stijgend tot 2014. In 2015 is ook de stijging van het % studenten opvallend met 5% op 1 jaar. Iedereen student zo lijkt het wel.

3.3. De 15-24 jarigen, de 'jongeren' in de officiële statistiek - Update 18/05/2016

 

   


De meest opvallende vaststelling is deze die ook Benjamin Pestieau in de studie van de PVDA doet, daling van de werkenden, de werkzaamheidsgraad dus van 22% in 2002 naar 15% in 2015. Volgens Pestieau gebeurt dit omdat de 50+ een stijgende werkzaamheidsgraad kennen en, zo veronderstelt hij, het werk van de jongeren hebben afgenomen en naar de werkloosheid gedreven. Hij maakt die conclusie omdat volgens hem het % studenten gelijk gebleven is na 2000. Maar dat is dus niet zo want het % studenten is in dezelfde periode gestegen van 57% in 2002 naar 69% in 2015 bij de 15-24 jarigen of een stijging met 12%. De daling van de werkloosheid en de beperktere stijging van andere niet-actieven is dus volledig opgevangen door de stijging van het aantal studerenden die niet werken en niet werkloos zijn tot 69%.

Wetende dat het aantal instromende jongeren in de actieve bevolking en de arbeidsmarkt ook in Brussel daalt en het aantal uitstromers gedurende het komende decennium alsmaar zal stijgen, is het te voorzien dat de daling van werklozen, ook in combinatie met niet actieven, en een voorzienbare stijging van het aantal werkenden, een perspectiefvol scenario is. Door deze druk op de arbeidsvraag en de strijd om de (jongere) werknemer, zal ook in Brussel de toegang tot de arbeidsmarkt voor Brusselaars met migratieachtergrond, ook in de publieke dienstverlening, groter worden.

3.3. De 20-24 jarigen

Maar het probleem zit bij de 20-24 jarigen, daar is de 'ravage' het grootst, zo wordt gesteld.
   


 

  
Voortgaande op de Eurostat/OESO-statistiek stijgt het percentage studenten van 35% in 2006 tot 50%  in 2015, dus een stijging met 15%. In dezelfde periode daalt de werkzaamheidsgraad van 34% naar 25%, dus een daling met 9%. De werkloosheid daalt intussen ook tot 13% maar daartegenover staat een stijging van de andere Niet-Actieven tot 11%, het ene compenseert hier het andere. Maar ook hier is, weliswaar de langzame stijging van het % studenten de laatste twee jaar opvallend.

3.4. De 18-19 jarigen

Tot slot nog de 18-19 jarigen. Gezien de schoolplicht gaan we niet verder in op de 15-17 jarigen.



 

Ook hier zien we de tendens naar een verhoging van het % studenten, die zich gedurende de verdere jaren doorzet in alle jongerencategorieën. Biedt het studentenstatuut (niet in combinatie met werken of werkloosheid) een uitweg voor jongeren uit de armoede. Zelfs als het dat is dan is het een prijzenswaardige uitweg omdat het kwalificatieniveau collectief bij de jongeren verhoogd wordt en de kansen op werk stijgen, zeker omdat er het komende decennium een structurele krapte op de arbeidsmarkt zal komen en men alle kwalificaties zal nodig hebben.

Maar ook bij de 18-19 jarigen is er een daling van de werkloosheid de laatste twee jaar, terwijl de andere-niet-actieven stabiel blijven.

4. Is er dan geen probleem van werkloosheid in Brussel?

Jawel, maar  dat de evolutie in de werkelijkheid dient onderkend en de impact van de generatiewisseling, ook in het Brusselse gewest  mee verrekend zodat het "politiek correcte pessimisme" wat kan temperen. Men kan zich in in deze niets wijsmaken en zeker niet de jongeren waarvoor men opkomt.

Jan Hertogen, socioloog