Open brief aan het Antwerpse stadsbestuur

Brussel, 23/02/2013
 
Geachte heer burgemeester, geachte schepenen, geachte gemeenteraadsleden,

‘College keurt retributie dossierkost loket vreemdelingenzaken goed', communiceerde het college op 8 februari over zijn voorstel om vanaf 1 mei voor elke eerste inschrijving aan het vreemdelingenloket 250 euro aan te rekenen – zij het met uitzonderingen – terwijl dit nu 17 euro is. Het voorstel wordt op 25 februari aan de gemeenteraad voorgelegd.

Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding kreeg van het parlement de wettelijke opdracht om de gelijkheid van kansen te bevorderen en elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van onder meer nationaliteit te bestrijden. Het kreeg ook de opdracht om te waken over het respect voor de grondrechten van vreemdelingen op Belgisch grondgebied. Daartoe kan het Centrum alle onderzoeken uitvoeren die noodzakelijk zijn, en is het bevoegd om aanbevelingen te richten tot de overheid ter verbetering van de reglementering.

Wanneer het feiten aandraagt die wijzen op een vermoeden van discriminatie, kan het de bevoegde overheid om opheldering vragen. Het Centrum vroeg het Antwerpse stadsbestuur herhaaldelijk om de verhoogde retributie nader toe te lichten. Er kwam geen antwoord, dus ben ik deels aangewezen op onrechtstreekse informatie, die misschien niet exact of volledig is. Vandaar de voorwaardelijke wijs in deze brief.

De informatie waarover ik beschik roept ernstige vragen op bij de wettelijkheid van de geplande maatregel, zowel in het licht van de antidiscriminatiewetgeving en de grondwet als de Europese regelgeving. Het principe dat daarin telkens vooropstaat, is: als je goederen en diensten ter beschikking stelt, mag je geen onderscheid maken op grond van nationaliteit. Uitzonderingen zijn mogelijk als er daarvoor een legitieme doelstelling is en de maatregel passend en noodzakelijk – dus proportioneel – is.

Budgettaire redenen volstaan niet

Het Antwerpse schepencollege haalt de dossierkosten bij de eerste inschrijving van een nieuwkomer aan ter verantwoording van de nieuwe retributie, maar (louter) budgettaire redenen zijn niet zomaar aanvaardbaar als doelstelling voor een onderscheid op grond van nationaliteit. De internationale rechtspraak beschouwt nationaliteit als een verdacht criterium als het buiten de strikte context van het immigratierecht wordt aangewend.

De vraag naar de legitimiteit en proportionaliteit van de maatregel rijst des te scherper als we de lijst van prestaties bekijken die hem moet verantwoorden. Waarom moet een vreemdeling wél betalen voor de kosten van de woonstcontrole (overigens vooral een personeelskost), van het gebouw en de ICT-ondersteuning, terwijl die niet hoger liggen dan voor Belgen? Bij twijfel over de rechtsgeldigheid van documenten doet de stad een beroep op het parket: waarom rekent ze daar geld voor aan?

Maar zelfs al zouden budgettaire redenen deze maatregel legitimeren: is de hoogte van de retributie wel proportioneel? De inschrijving is niet facultatief, noch louter in het individuele belang en voordeel van de nieuwkomer: het is voor eenieder een – terechte – wettelijke verplichting.

Voor Belgen die nog niet in België hebben verbleven zijn er soms ook extra prestaties nodig: waarom blijft het voor hen gratis? En omgekeerd: voor gezinsherenigers met een visum D gebeurt zowat alle administratieve werk in de ambassades van hun land van herkomst: waarom betalen zij toch 250 euro? Wat met vreemdelingen die ambtshalve geschrapt zijn: betalen zij twee keer 250 euro? En wat met Belgen die een buitenlands kind adopteren: kost het straks 250 euro om hun kind in te schrijven? Grote gezinnen zullen dus zelfs een veelvoud van die 250 euro moeten betalen, terwijl de kosten geen veelvoud zijn: is dat nog evenredig te noemen? En wat met kwetsbare groepen?

Voor nieuwkomers die aan de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen studeren komt er een uitzondering: omdat de Associatie een deel van de administratie doet; omdat hun verblijf van korte duur is (wat de kosten niet doet dalen) en omdat Antwerpen zich wil profileren als een studentenstad met internationale uitstraling. Merkwaardig dat die laatste motivatie er niet is als het om werknemers en kaderpersoneel gaat: wil Antwerpen niet aantrekkelijk zijn voor internationale bedrijven?

Wat zou de rechter zeggen?

Op al deze vragen ontbreekt vandaag een goed antwoord, waardoor een rechter wellicht zou besluiten dat dit nieuwe reglement een directe discriminatie vormt op grond van nationaliteit. Zoals gezegd staat het ook op gespannen voet met de grondwet en de Europese regelgeving.

Om een onderscheid tussen categorieën vreemdelingen te kunnen maken, is onder meer artikel 191 van de grondwet van toepassing. Dat stelt dat louter bij wet gestelde uitzonderingen mogelijk zijn op het principe van gelijke behandeling: een gemeentelijk retributiereglement is geen wet. De Europese richtlijn 2004/38/EG stelt in haar artikel 25 dat een verklaring van inschrijving voor EU-burgers kosteloos moet zijn of niet duurder dan voor de eigen onderdanen.

Het Centrum stelt vast dat de grondrechten, vrijheden en gelijke behandeling in onze samenleving onder druk komen te staan door de budgettaire krapte. Daarom stelt het zijn expertise inzake discriminatie en grondrechten van vreemdelingen ter beschikking van openbare diensten en private actoren, om te voorkomen dat zij beslissingen nemen die in strijd zijn met de wet. Het Centrum staat dan ook volop ter beschikking van het Antwerpse stadsbestuur.

Met hoogachting,

Jozef De Witte
Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding