Bericht uit het Gewisse - BuG nr. 12 - 24/02/2006 Update Data naar gewest en Non-Profit |
Vorming en uitzendarbeid Non-Profit in de Sociale Balans 2004 Tabel |
Elk jaar met de lente in zicht publiceert de Nationale Bank het detail van de meest recente Sociale Balansen van de ondernemingen in België. Sinds enkele dagen kan iedereen voor elke deelsector de informatie plukken op Nationale bank – opzoekingen balansen. De algemene gegevens zijn gekend: jaar op jaar wordt minder uitgegeven aan vorming, aantal werknemers in vorming en het aantal vormingsuren daalt, zodat een noodingreep zich opdrong. Het onderdeel vorming in de sociale balans schrappen en de gegevens op een andere manier verzamelen - misschien komen ze dan hoger te liggen want nu is men veraf van de 1,9% die in 2004 moest bereikt zijn en de 2,4% die men in 2007 zou moeten halen. Wat in de werkelijkheid niet kan, dan maar in het statistisch beeld?
Hoog tijd dus om het jaarlijks overzicht bij te werken van de plaats die de Non-Profit inneemt in de sociale balansen. Alle ziekenhuizen en de private Non-Profitvoorzieningen van meer dan 20 werknemers zijn balansplichtig zodat 70% van de welzijns- en gezondheidsvoorziening hierin vertegenwoordigd zijn. Elke commerciële onderneming is sociaal balansplichtig en dient informatie te geven over z'n vormingsinspanningen. Hier zijn uiteraard een groot aantal kleine ondernemingen. Over uitzendarbeid moeten enkel ondernemingen van 50+ werknemers informatie geven, maar ook deze vertegenwoordigen zo'n 70% van de uitzendactiviteit. voldoende materiaal dus om de Non-Profit, onderscheiden naar ziekenhuizen en maatschappellijke dienstverlening (welzijnsvoorzieningen, bejaardenhomes, revalidatie en thuiszorg) in de uitzendsector af te lijnen. Welke vaststellingen over vorming in de Non-Profitsector? Tabel 1. In de Non-Profit sectoren is bijna de helft van de werknemers (49%) betrokken in vorming, in de Profit is dat een derde (34%). 2. In de Non-Profit
wordt minder uitgegeven aan vorming: 0,8% van de loonkost
tegenover 1,2% in de profitsectoren. Er wordt dus 50% meer
geinvesteerd in vorming in de profit dan in de Non-Profit. De Non-Profit
staat verder af dan ooit van de 1,9% die door Europa gevraagd
wordt. 4. Het % vormingsuren is gelijk (0,7%) maar het wordt uitgespreid over een groter aantal werknemers voor vormingen die dubbel zo duur zijn in de profit. Met een kleiner budget worden dus meer werknemers gevormd in de Non-Profit maar dan voor een kortere duur. 5. In de Profit wordt door 5% van de balansplichtige ondernemingen melding gedaan van vorming, in de Non-Profit is dat 30%. Het groter aantal kleine ondernemingen in de Profit is daar een gedeeltelijke verklaring voor. Welke vaststellingen over uitzendarbeid in de Non-Profitsector? Tabel 1. 0,50% van de werknemers in ziekenhuizen en 0,30% van de werknemers in de andere gezondheids- en welzijnsvoorzieningen worden toegeleverd door uitzendkantoren. Dat is zeven keer lager dan de profitsector die 2,96% van zijn werknemers betrekt van de uitzendsector. 2. De uitzendactiviteit in het algemeen stijgt van 2,6 naar 2,9% maar blijft stabiel in de Non-Profit op een extreem laag niveau. Het % aandeel van de Non-Profit in de uitzendarbeid daalt zelfs lichtjes van 2,1% naar 2,0%, terwijl de Non-Profit toch goed is voor 15% van de loontrekkende tewerkstelling in België.
3. De uitzendarbeid is in hoofdzaak geconcentreerd in ziekenhuizen: 732 uitzendkrachten op 147.837 werknemers, waarvan driekwart in Brusselse ziekenhuizen, hetgeen betekent dat in Vlaanderen en Wallonië de aanbreng van de uitzendarbeid in de Non-Profitsector minder dan 0,2% van de tewerkstelling vertegenwoordigt. Het gaat in Vlaanderen en Wallonië om enkele hondertallen werknemers in 2004. Jan
Hertogen, Socioloog |
|||||||||||||||||||||||||