Bericht uit het Gewisse - BuG nr. 07 - 18/01/2006
Dienstencheques:
naar een tekort van 46 miljoen in 2005 |
De RVA gaf op 18/01/06 de cijfers vrij van het aantal
aangekochte en gebruikte dienstencheques in december 2005 zodat een eerste bilan
kan opgemaakt worden voor 2005. Het gebruik in 2005 steeg met 300% tegenover 2004
hetgeen leidt tot een overschrijding van het voorziene budget ten laste van de
RSZ met 46 miljoen €:. Waar bij de RSZ 235 mio € voorzien was komt in 2005
281 miljoen € ten laste van de RSZ. Bij verdere expansie van het gebruik van
dienstencheques in 2006 zal dit tekort exponentieel oplopen: uitgaande van 30%
expantie tav december 2005 zal het tekort 180 miljoen bedragen in 2006. Hiermee
wordt de belangrijkste steunpilaar voor het huishoudelijk werk en strijk in
België, de RSZ, die nu al 78% van de kosten op zich neemt, extra onder druk
gezet. Het arbeidsvolume dat in 2005 geactiveerd werd langs
dienstencheques bedraagt 10.759 Voltijdse Equivalenten (aan 1.600
dienstenchequesuren per VTE), hetgeen overeenkomt met 15.371 jobs van gemiddeld
0,7 jobtime. Als gekeken wordt naar het tewerkstellingsniveau in december 2005
dan gaat het om 14.794 VTE of 21.135 jobs van gemiddeld 0,7 jobtime. Vlaanderen blijft de grootgebruiker van dienstencheques
met 72% tegenover 3% in Brussel en 25% in Wallonië. In 2004 was Vlaanderen nog
goed voor 75% van de aangekochte cheques. Er worden minder dienstencheques ‘gehamsterd’: 85%
van de in 2005 aangekochte cheques werden in 2005 gebruikt, tegenover 69% in
2004. Van alle aangekochte dienstencheques zijn er in totaal 79% aangewend. Het is wachten op het evaluatierapport van het
ministerie van Tewerkstelling om na te gaan in welke mate de dienstencheques een
substituut geworden zijn voor PWA, GECO, gezinshulp voor ouderen en
zorgbehoevenden en in welke mate de dienstencheques met geld van de werknemers
(RSZ) de bemiddelde en actieve burger ontlasten van de kost van zijn
huishoudelijke activiteit. Tevens zal duidelijker worden in welke mate de
commerciële sector toegang gekregen heeft tot bepaalde onderdelen van de
welzijnszorg zoals het huishoudelijke werk voor zorgbehoevenden en hun vervoer,
en van de mate waarin de Non-profit voorzieningen noodgedwongen hun diensten op
de markt hebben gebracht en nu in rechtstreekse concurrentie staan met de
commerciële voorzieningen, dit alles betaald met de sociale bijdragen van alle
werknemers. |