BUG
nr. 5 – 04/01/06 |
1. In het schooljaar 2004-2005 volgden in België 21.112 studenten een verpleegkundeopleiding in dagonderwijs, het hoogste aantal ooit. 5.430 hiervan studeerden in 2005 af als verpleger/verpleegster (zie Grafiek 1). Zelfs in absolute aantallen is de daling die in 2000 ingezet was volledig gecompenseerd. De
studenten in ‘brugopleiding van A2 naar A1 verpleegkundige zijn hier niet
inbegrepen gezien het enkel upgrading betreft. 446 A2 verpleegkundigen volgend
deze brug naar A1 in Vlaanderen. De kinésisten die recycleren naar
verpleegkundige zijn wel inbegrepen ( 2.
Even belangrijk is de stijging van het aantal verpleegkundigen tussen 1993 en
2000 van 14.035 tot 20.810 verpleegstudenten. Hiermee werd de basis gelegd voor
voldoende verpleegkundigen om vanaf 1997 de forse personeelsuitbreiding langs
Sociale Maribel, de stijgende zorg- en hulpbehoeften en de verbetering van de
personeelsomkadering op te vangen. De groei in de negentiger jaren is mede
gestuurd door de VDAB onder impuls van Brugge en de Forem vanuit Charleroi die
werkzoekenden op verpleegkunde hebben op het verpleegkundeberoep hebben georiënteerd.
Het Fonds voor de privé-ziekenhuizen heeft daarbij met de steun van Europa
tussen 1993 en 1997 aan 3.000 werkzoekenden persoonlijke steun gegeven en
middelen voorzien voor de scholen om deze volwassenen te begeleiden en het
onderwijssysteem aan te passen. Als in 2000 het project 600 startte konden ook
de werknemers van de gezondheidssectoren in optimale omstandigheden
verpleegkundestudies volgen – hun wedde werd gedurende drie jaren doorbetaald.
Vanaf 2002 wordt de negatieve trend omgebogen en bereikte in 2005 dus een
historisch maximum. 3.
Hiermee is aangetoond dat doelgerichte en volgehouden actie van de sociale
partners in de Non-Profit, uitbouw van samenwerking met onderwijs en VDAB en met
steun van Europa alsmede een effectieve aanwending van middelen van de Sociale
Fondsen (de 0,1% bijdrage op de loonmassa) en van de Sociale Maribel in het
kader van VESOFO (Vereniging van de Sociale Fondsen in de Non-Profit) rendeert
en tot opvallende resultaten leidt. 4.
Opgedeeld naar leerjaar (zie grafiek
2) zijn deze tendensen gelijklopend. Het 2de jaar is evenwel een
uitschieter omdat het slaagpercentage gestegen is in vergelijking met vorige
jaren. De positieve tendens zal zich het volgende jaar doorzetten omdat het
aantal 3de jaars zal stijgen. De 1ste jaars zijn tegenover
2003-2004 gestabiliseerd. Het inkrimpen en quasi opdoeken van het project 600
speelt hier zeker mee. De instroom in verpleegkundestudies is hoog maar dient
actief verder ondersteund omdat het hoge niveau juist door specifieke
maatregelen is gehaald. 5.
Deze cijfers krijgen nog meer profiel als men ze afzet tegen de
bevolkingscijfers van 18-21 jarigen (grafiek
3). Vanaf 1980 is er een drastische daling van 18 jarigen te zien met af en
toe een kleine herneming. Tussen 2000 en 2005 is er een negatieve evolutie van
de groep waaruit verpleegkunde haar studenten moet putten. Het % op de
referentiebevolking geeft daarom een goed beeld van de ‘aantrek’ die
verpleegkundestudies uitoefenen op de 18-21 jarigen (zie grafiek
4). Deze aantrek is vanaf 1980 gestegen van 4 tot 5,9% in België,
dwz een stijging met 50%; tussen
2003 en 2005 steeg het relatieve aantal verpleegstudenten met bijna één
procent (zoveel als in de voorgaande 22 jaar samen). Ook uit dit overzicht wordt
duidelijk dat vanaf 1993 de ommekeer is gebeurd wat aantal en % verpleegkunde
studenten betreft. En tot 2012 zal het bevolkingsaantal van 18-21 jarigen terug
stijgen zodat er bij gelijke aantrek een hoger aantal studenten zullen
instromen!. Doet
Vlaanderen het beter? 6.
Tegen de achtergrond van deze Belgische cijfers is een opdeling naar gemeenschap
relevant omdat onderwijs gemeenschapsbevoegdheid is, ook al gaat het om een
beroep dat hoofdzakelijk in de federale gezondheidszorg uitgeoefend wordt. (Grafiek
5 ). In Vlaanderen was de vermindering van het aantal verpleegkundigen meer
uitgesproken dan in Franse gemeenschap. Maar ook in Vlaanderen wordt het niveau
van 2000 bereikt, het hoogste sinds 1987. 2002 is voor beide gemeenschappen het
keerpunt en het project 600 heeft in beide gemeenschappen haar werk gedaan.
Hetzelfde beeld komt naar voor als de aantrek berekend wordt (Grafiek
6), alhoewel de aantrekkelijkheid van het beroep in Vlaanderen beduidend
lager ligt dan in de Franse Gemeenschap: 5% van de 18-21 jarigen in Vlaanderen
tegenover 7,2% in de Franse gemeenschap waar allicht sinds 1995 het effect
speelt van de ontmoediging van de A2 opleiding in Frankrijk zodat Franse
studenten in België toch nog een volwaardig A2-verpleegkunde diploma komen
behalen. De aantrek van verpleegkundestudies kan het best gemeten worden bij
eerstejaarsstudenten: (zie grafiek
7). In Vlaanderen is die aantrek relatief constant en in 2005 terug gestegen
naar 6% van de 18-jarigen. In de Franse gemeenschap is dit 10% maar daar is de
uitval veel hoger dan in Vlaanderen. 7.
De roep om de A2-opleiding als toegangspoort tot verpleegkunde te schrappen
weerklinkt met regelmaat van een klok. Verpleegkundigen die hun eigen beroep
destabiliseren, het blijft een raadsel, ook tegen de achtergrond van het aantal
verpleegkundigen dat jaarlijks in de opleidingen stapt en aan iedereen (A1 én
A2) een diploma met Europese erkenning geeft. (Grafiek
8). 40% van de 21.112 verpleegkundestudenten in 2005 volgt een A2-opleiding,
in 2003 was dit nog 44%. De laatste 2 jaar zijn het dus vooral A1 studenten die
meer dan de A2 ingestroomd zijn (zie grafiek
9). Over 25 jaar heen gezien is ook in de Franse gemeenschap de A2-opleiding
op een zelfde aandeel als in Vlaanderen uitgekomen, mede door de projecten voor
werkzoekenden en werkenden. 8.
91% van de verpleegstudenten zijn
vrouwen, 9% mannen – bij A1 verpleegkunde is het aantal mannelijke studenten
iets hoger nl. 11% maar bij de mannelijke bevolking is dus nog een enorme
arbeidsreserve aanwezig. Ook het volume niet-voltijdse tewerkstelling van deze
in hoofdzaak vrouwelijke sector is een belangrijke buffer om tijdelijk of
structureel piekmenten en een hogere arbeidsvraag op te vangen. Dat langs de
barema’es, lonen, arbeidsvoorwaarden een volledige gelijkheid is gerealiseerd
tussen man en vrouw geeft ook aan de witte sector een specifieke slagkracht. 9.
Tot slot mag Professor Pacolet aan het woord, de specialist van manpowerplanning
in de Non-Profit, die niet nalaat telkens te beklemtonen dat er voor iedereen,
zowel de A2 als de A1-verpleegkundige plaats is onder de zon, zoniet wordt er
een waar bloedbad aangericht, de noodzakelijke zorg in de toekomst niet meer
verzekerd en een groot potentieel van beroepskrachten genegeerd die nu vanuit
het beroepsonderwijs of op latere leeftijd hun ‘roeping’ vinden en zich in
een volwaardig beroep dienstbaar maken voor de bevolking. De sociale partners en
het wetenschappelijk onderzoek hebben door de jaren heen hier altijd de vinger
aan de pols weten te houden. Jan Hertogen, socioloog Bron: Ministerie van onderwijs in Vlaamse en Franse
Gemeenschap. Bijlagen: Grafieken zijn rechtstreeks gelinkt naar de www.npdata.be
en kunnen daarvan gekopieerd worden voor integratie in tekst of bewerking.
Voortgaande op de cijferreeksen kan men ook eigen grafiek genereren. |